9+ - In 1989 liet Koos Meinderts de filosofische aartsaarzelaar Zebedeus
de Beer een trip maken onder de titel Het raadsel van de rode draad (Ploegsma). Een erg geestig boek, met
inderdaad hier en daar een kleine wijsgerige bespiegeling, en ingenieus ook.
Het is een omkeerboek: er zit nóg een rode-draadverhaal in, dat van Ada de
Beer. De twee komen elkaar precies middenin tegen, beter gezegd: ze vallen op
elkaar. In 1993 ging Zebedeus op wereldreis, op zoek naar het einde van de
wereld, met knipogen naar klassiekers als De baron van Munchhausen en Winnie
de Poeh. In 2013 beloofde Meinderts, op zijn blog ‘Het verhaal achter….’,
dat hij ‘binnen nu en vijf jaar een nieuw boek over hem zal hebben geschreven’.
Dat is er dan nu, iets later,
maar Zebedeus, met een strakker uiterlijk, is nog altijd zijn eigen filosofisch
ingestelde zelf. Hoewel Ada in De wonderlijke wereldreis van Zebedeus de
Beer (Ploegsma 1993) zijn ‘Vriendin voor het Leven’ wordt genoemd, horen we
nu niets over haar. Er zijn minder grapjes, de reis is deze keer die van het
leven. Ook nu vind je knipogen naar
klassiekers, vooral naar Moby Dick en Pinokkio, maar ook Heer Bommel
komt langs en verstopt in de tekst herken je dichtregels van auteurs als J.C.
Bloem en Judith Herzberg. Verder maakt de auteur er geen geheim
van dat we in Zebedeus een gedeeltelijk zelfportret mogen zien. Het boek is
opgedragen aan zijn moeder (‘Ter herinnering aan…’). Een zeer belangrijke rol
is weggelegd voor Zebedeus’ moeder, de verwijzingen naar haar zijn als
kopspijkertjes uitgestrooid in het verhaal. De boeken van Meinderts komen ook
gezellig langs, een paar keer zelfs in de hoofdstuktitels: Naar het
noorden en Mist. Ook Stapelbedbroers en misschien
zelfs, zij het dan heel indirect, De zee zien: Zebedeus
verzint een nieuwe naam voor God, namelijk Jan, een van de hoofdpersonages uit
dat boek, een overleden jeugdvriend van Meinderts. God is vet ontroerd,
trouwens.
Net
als in enkele andere jeugdboeken laat Meinderts het verhaal voorafgaan door een
motto, op zich ongebruikelijk in jeugdliteratuur, in dit geval ook nog een pittige
tekst. Het staat (een fragment uit een liedje [‘Achterlangs’] van Willem
Wilmink) op een rare plek, een beetje verstopt op de colofonpagina.
Oftewel: er is in dit
kinderboek, naast het interessante verhaal, ook voor volwassenen van alles te
doen, maar dat is bij Meinderts heel vaak het geval, soms zelfs te veel. Hier
vind ik het redelijk in balans.
Die reis door het leven die het verhaal van Zebedeus is, geschiedt
aan de hand van het familiespel Ganzenbord. Als er één spel is dat het
leven mooi kan weergeven, is het wel dit. Schrijver en illustrator werken hier
voorbeeldig samen. Ze hebben niet alleen goed gekeken naar de klassieke versie,
en elementen daaruit gebruikt (brug, herberg, gevangenis, put, de dood) maar
Fienieg toont de voortgang ook door de weergave van de dobbelsteen als die
gegooid is. Je kunt het spel volgen door het open te klappen, je vindt het
meteen na de eerste witpagina.
Het eerste hoofdstuk heet uiteraard Start. Op een dag komt
er een pakje voor Zebedeus, van een zekere Wisse. Er zit een ganzenbord in. Zebedeus
gooit drie, en komt op deur, waarmee hij de boel zelf aan het rollen brengt. De
gans Zilver belt bij hem aan, en vertelt hem simpelweg dat hij zijn reisgenoot
is. Of Zebedeus maar mee wil komen. Eeuwige twijfelkont Zebedeus aarzelt kort,
maar dan gaat hij mee op de verdere reis van zijn leven. Meteen al moet hij een
brug over, die je daarna niet meer terug op kan. Op hun interessante reis
ontmoet Zebedeus allerlei figuren, zoals Oskar het eikelmannetje; een kwade
herbergierster die Zilver op het menu wil zetten; de tweeling Rufus en Ralf die
bij Zebedeus op de kamer komen slapen, in een stapelbed; de geleerde Ocke Olaf
Octaaf; de fraai als marionet getekende Mari, die losbreekt uit haar best fijne
maar gekooide leven.
Op een dag laat Zilver Zebedeus alleen, wel vertelt hij nog iets over wie
Wisse is: je gaat hem zeker ontmoeten, maar Wisse bepaalt uur en dag. Nu
snappen we ook zijn naam. Vanaf de laatste momenten met Zilver tekent Fienieg
Zebedeus enige tijd met een pelgrimsstaf. De ontmoetingen daarna gaan dieper,
ook letterlijk, met Liegbeest bij de put, en kapitein Achab en Jona van de
gevangenis.
Na
een zeer betekenisvolle ontmoeting met een schaap dat veel lezers zullen
herkennen, is het toch zover: hij komt op 58. Zebedeus ziet nog een keer zijn
leven via alle personages aan zich voorbijtrekken, zoals dat heet te gaan vlak
voor je doodgaat. Fienieg laat dat prachtig zien op het schutblad, aan een tafel
over een dubbelpagina, in een heerlijk landschap. Tekent ze een klein traantje
bij Mari, er mist immers iemand.
En zo beëindigen Meinderts en Fienieg hun trilogie, alles
weer in hun stijl. Vriendelijk, maar verre van oubollig, in een wereld waarin
de tijd verstrijkt terwijl hij stilstaat: vol sprookjeselementen, liedjes,
poppenspelers, ouderwetse geleerden en eeuwige waarheden. Als je in de put zit,
kun je nog altijd schrijven, en gewoonlijk kom je er ook uit; zonder
vriendschap en herinneringen gaat het niet; ‘Kunst is kippenvel en tranen’; ‘zing
jezelf vrij’; als het je tijd is, ga je dood.
Koos Meinderts, Annette Fienieg:
Zebedeus en het ganzenbord van Wisse, Hoogland & Van Klaveren, Hoorn 2023,
157 p. : ill. ISBN 978908964081. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan