12+ - Op een dag als alle andere is de ik-persoon,
zoals altijd, kroonkurken aan het zoeken op het strand. Als hij opkijkt van
zijn bezigheid, ziet hij het ding. Het valt hem op in de drukte van het strand
want het ziet er ‘een beetje verlaten uit. En verloren. Niemand leek te zien
dat het er was.’ Vreemd is dat wel, want het ding lijkt in niets op hetgeen hem
omringt: rood, bol en enorm in vergelijking met zijn grijze omgeving – het ‘strand’
ziet er nogal industrieel uit, met veel roestig metaal en beton, en
richtingsaanduidingen over en weer. De ik en het ding brengen samen een
prettige middag door en als eens te meer blijkt dat het ding echt nergens
thuishoort, neemt de ik het mee. Omdat zijn ouders het ook niet willen,
verbergt hij het in het schuurtje.
Tot hij een advertentie in de krant ziet van het
‘ministerie van restjes en overschotten’, dat een ‘passend vakje’ heeft voor
onbestemde zaken, ‘naamloze prullaria’ en andere ‘randgevallen en curiosa’. Hij
heeft alle formaliteiten al vervuld, als de ik het advies krijgt het ding niet
achter te laten in de vergeetput van het ministerie. Hij krijgt een kaartje met
een teken, dat hen uiteindelijk op een plek brengt waar het ding gerust kan
blijven. Of het daar ook echt thuis is, is niet zeker, maar het ziet er niet
slecht uit. En dus gaat de ik zelf terug naar huis, want de verzameling
kroonkurken moet nog worden geordend.
Dit is wat er in de wereld van Shaun Tan kan gebeuren wanneer een onaangepast
element in een geordende en geregelde wereld terechtkomt. De verzameling
kroonkurken op de schutbladen, geeft hiervoor mooi de context mee: tussen de
kroonkurken in een strakke formatie uitgelegd, allemaal voorzien van formules,
pijltjes en schemaatjes etc., zit er eentje bij dat opvalt van kleur, waarop
een soort wolkje geschilderd is. Een sliertje van een of ander, iets
onbepaalds, onbestemds dat in beweging is. Deze wolkjes zitten door het hele
verhaal in de prenten, ze komen als rook uit de vele schoorstenen van de
geïndustrialiseerde stad, worden door het ding zelf geproduceerd, hangen
overal in de lucht. Op een paar bladzijden vat Shaun Tan de sliertjes in
aparte, opeenvolgende kadertjes, die op de spreads vol statische drukte, een
vorm van beweging, van een vage evolutie aangeven. Meer dan een suggestie is
het niet, die je mogelijk op een denkspoor zetten.
The Lost Thing dateert van 2000 en
Tans thema’s kennen we intussen uit De aankomst, De rode boom of Verhalen
uit een verre voorstad. Dat dit boek opnieuw over identiteit, eenzaamheid,
onaangepastheid, thuiskomst gaat, mag niets aan de aantrekkingskracht ervan
afdoen. Het fijne bij Tan zit ‘m telkens opnieuw in de manier waarop tekst,
beeld en mogelijke betekenis samengebracht worden. En hoe langer je kijkt, hoe
meer je ziet.
Tekst en prenten staan tegen een achtergrond van technische en formeel
aandoende, ambtelijke teksten allerhande. Vaak meerdere beelden per dubbele
bladzijde, los van elkaar geplaatst. De tekst staat in kleine fragmentjes van
soms slechts één zin op witte strookjes. Vignetten, of nota’s, zeg maar. De
inhoud van de teksten op de achtergrond is slechts bij momenten duidelijk en is
ook vaak onvertaald gebleven. Maar wat je kunt lezen neem je mee in je lectuur.
Zoals deze, voor degenen bij wie er geen stop op de ideeën zit: ‘Stel uzelf in
honderd woorden voor’ en ontvang een ‘spaarpunt’ voor elk bruikbaar idee. Of
het belangrijke bericht over de bout die ontbreekt in de ‘messen-unit van alle
modellen 350A van de Deluxe Hak & Prak Rodekoolmolens’, en die je mits je
de ‘bijbehorende toelatingsverklaring en het registratiebewijs’ voorlegt, kunt
inruilen. In een wereld als deze is een rood, bol en ongeïdentificeerd ding niet
op z’n plaats. U wel?
Het fragmentarisch samenbrengen
van tekst en beeld in dit boek, krijgt op de achterflap een uitbreiding naar
het oeuvre van Tan met een kaartje over een gevonden ding, van Shaun aan Peter
uit Verre Voorstad. Dit boek, zoals
ook Tans andere, wordt grotendeels gedragen door de beelden. Het belang en de
betekenis van de tekst wordt gerelativeerd:
‘Zo.
Dat is het hele verhaal.
Het graaft niet heel diep, dat weet ik,
maar dat heb ik ook nooit beweerd.
Vraag me ook niet of er iets
uit te leren valt.’
Veel is niet te ‘zeggen’ — of te
schrijven —, maar het kijken naar de samenhang van woorden en beelden, het
zoeken en puzzelen zorgt voor een trage lectuur, die keer op keer anders kan
zijn. Bovenop en over formalisering en reglementering heen, ligt alles open.
Telkens opnieuw.
Shaun Tan: Het ding en ik, Querido, Amsterdam 2012, 32 p. : ill. ISBN 9789045114095. Vertaling van The lost thing door Bart Moeyaert
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp
deze pagina printen of opslaan