6+ - Titel noch omslag schuwen het taboe en de
ondertitel zet dat nog eens extra in de verf: dit is ‘een griezelsprookje’.
Vanop het voorplat staart je het skelet van een meisje met grote, lege ogen
aan. Eng, jawel, maar tegelijk ook vertederend door het te brede hoofd, het
rode hoedje, de cape en het mandje. Roodkapje is niet ver weg.
Net als Roodkapje
trekt het meisje het grote, donkere bos in. Daar wordt ze door een boze heks
omgetoverd in een skelet omdat ze van haar bessen plukte (sinds ‘Raponsje’ weet
elke lezer dat je zoiets beter niet doet). Ze wordt een ‘dood meisje met een
kloppend hart’. Om weer gewoon te worden, moet ze de verspreide botjes
verzamelen van een jongen die ook ooit betoverd werd. Als een echte
sprookjesheld gaat ze op pad en kan ze onderweg drie keer bewijzen wat ze waard
is, waarbij ze telkens een dier in nood redt. Natuurlijk slaagt ze in haar
opdracht en worden jongen en meisje weer kinderen van vlees en bloed. De heks
is voor altijd verdwenen… Of niet? Wie aandachtig de laatste prent bekijkt,
weet wel beter.
Van Doninck kent zijn sprookjes. Naast motieven uit ‘Roodkapje’ en
‘Raponsje’, lijkt de hut op lange benen waar het meisje woont weggelopen uit de
Russische sprookjes over Baba Yaga. De heks is minstens even eng als haar
Russische tegenhanger, wat nog versterkt wordt door de illustraties: de prent
waarin ze verandert in een monsterachtige boom die met takkenarmen het meisje
vastgrijpt, is echt angstaanjagend. Na deze donkere wending speelt de
illustrator met licht en duister, die beurtelings radeloosheid en hoop,
verdriet en opluchting uitdrukken. Als de dertiende merel het doodshoofd van de
jongen brengt en alle merels helpen om het geraamte samen te stellen, worden
het blauw en groen van de achtergrond levendiger. Ten slotte wijkt het zwart,
het lijkt opgeslorpt in de huid van de jongen.
Het meisje met de botjes is het eerste prentenboek waarvoor Van
Doninck ook zelf de tekst schreef. De openingszin is meteen veelbelovend:
‘In een hut op
lange benen, aan de voet van een berg vol geheimen, naast een nevelwoud dat
wild om zich heen groeit, woont een meisje met haar oma.’
De zin bevat ritme en genoeg
geheimzinnigheid om door te lezen. De rest van de tekst lost de belofte echter
te weinig in. Van Doninck verliest zichzelf nog te vaak in nodeloze herhalingen
en expliciete adjectieven. Meer variatie in de zinsbouw had de tekst ook meer
vaart kunnen geven. Wat de opbouw betreft, is de goede afloop iets te
voorspelbaar en te snel afgewerkt. Om in de sfeer van het sprookje te blijven:
er mag nog wat vet van de botjes.
Sebastiaan Van Doninck: Het meisje met de botjes. Een
griezelsprookje, Lannoo, Tielt 2017, 28 p. ISBN 9789401444767
deze pagina printen of opslaan