Hoe gaat het bedenken van een
illustratie in zijn werk? U leest een tekst, en dan? Hoe groeien daar beelden
uit?
Dautremer: Het hangt er een beetje van af. Ik begin altijd met
het lezen van de tekst. Ik probeer daarin het maximum aan informatie te vinden
en misschien ook ideeën, maar dat lukt niet altijd. Soms moet ik me wat dat
betreft alleen zien te redden. Ik
probeer methodisch te werk te gaan. Ik stel mezelf vragen en tracht ze te
beantwoorden. ‘Wat wil ik vertellen?’, is een eerste vraag en dan: ‘Welke
elementen heb ik ter beschikking? Welke personages heb ik, welke
decorelementen?’ Het volgende wat ik me
afvraag, is hoe ik die elementen op scène ga zetten. Eigenlijk gaat
het zoals op een theaterpodium: ik zet alle elementen op hun plaats, op
een manier waarop ze me interessant lijken, en dan maak ik als het ware een
mentaal ommetje om de scène, alsof ik een fotograaf was en ik de scène zou
fotograferen.
Verloopt dat proces verschillend
bij de verschillende auteurs met wie u samenwerkt?
Dautremer: Ik werk in feite altijd alleen. Vooraf praten de
schrijver en ik wel over het boek, over de verhaalwereld en de sfeer, maar als
ik de beelden begin te maken werk ik alleen. Ik hou er niet van als de
schrijver over mijn schouder komt meekijken. Sommige schrijvers mengen zich al
wat meer dan andere; Philippe Lechermeier komt bijvoorbeeld soms kijken en
geeft dan commentaar. Maar daar hou ik niet zo van. Ik discussieer wel
graag met hem, maar niet tijdens het proces van het illustreren. Schrijvers
hebben natuurlijk hun eigen ideeën over hoe hun verhaal eruitziet, maar ze
weten niet hoe ze beelden kunnen maken.
Uw werk is vaak warm, soms dromerig, soms
melancholisch en altijd indringend. Vanwaar deze soms pittig gekruide
romantiek?
Dautremer: Ik denk dat auteurs en illustratoren zich in de
slechtste positie bevinden om hun eigen werk te beoordelen. Ik besluit niet
vooraf om er elementen als melancholie of romantiek in te stoppen. Wat je ziet
in mijn beelden, is er omdat het natuurlijk voor me is, niet omdat ik dat
vooraf stellig besloten heb. Ik hou ervan om beelden te maken die een
beetje boven de werkelijkheid staan. Realisme ligt me minder, ik hou van een
beetje vreemdheid en magie. Dat maakt dat mensen zich vragen stellen over wat
ze zien. Antwoorden zijn niet altijd nodig, maar de vragen zijn er zijn op zijn
minst. ‘Normaliteit’ verveelt me gauw.
Die melancholie, het verdriet,
ik weet het zelf niet goed, maar eerlijk gezegd heb ik moeite om personages te
tekenen die glimlachen. Soms vragen uitgevers me daarnaar, bijvoorbeeld bij Het
grote boek van vergeten prinsessen. Maar het lijkt me niet naturel, in het
echte leven lachen mensen ook niet permanent. Een neutrale expressie, of een
nadenkende gelaatsuitdrukking lijkt me juister en raakt me ook meer. Maar
precies dat gaf de uitgevers een oncomfortabel gevoel, vooral in het begin.
Sommige dingen doe ik natuurlijk onbewust, maar het is waar
dat ik meer geraakt word door melancholie en een beetje mysterie. Misschien is
het omdat ik nood heb aan ontsnapping, aan dromen.
Wat zijn uw materialen en
technieken?
Dautremer: Dat hangt ervan af. Voor de schilderijen in kleur van Het
geheime dagboek van Klein Duimpje heb ik bijvoorbeeld steeds gouache
gebruikt. Waterverf op aquarelpapier, niets bijzonders. Voor elk schilderij
maak ik schetsen, doe ik een voorstudie; ik maak heel kleine schetsen om de
compositie te vinden, om ideeën te vinden, en ik bekijk schaduw en licht. Dan
maak ik de tekening in potlood, heel precies, en daarna schilder ik die in met
gouache. Heel klassiek. Maar voor Het geheimr dagboek van Klein Duimpje
heb ik ook andere technieken gebruikt: collage, crêpe de Chine, potlood. Er
zijn tekeningen die ik gescheurd heb, ik heb ze in water gelegd, er melk op
gemorst, er zijn prenten waarop ik muggen heb geplet, kruiden heb opgeplakt...
De technieken voor dat boek waren heel gevarieerd.
Recent heb ik gewerkt aan Soie
van Alessandro Baricco [Zijde, in het Nederlands nog niet verschenen in
de editie met prenten van R.D.], een volwassenenroman. Daarvoor heb ik veel
gebruikgemaakt van zwart-wittekeningen. Momenteel ben ik geïnteresseerd in de
pure tekening, daar wil ik me verder in ontwikkelen. Ik maak veel tekeningen in
potlood, experimenteer met contrasten ook, gravures, aquatint. Ik hou ervan om
schilderijen in kleur en potloodtekeningen te combineren en te experimenteren
met collages.
Is er een verschil in technieken voor uw boeken voor kinderen en
volwassenen?
Dautremer: Ik maak
mijn werk — zeer egoïstisch — voor mezelf, dus ik denk bij het
illustreren niet aan het publiek, of toch niet te veel. Als ik signeer, stel ik
vaak vast dat enorm veel volwassenen mijn ‘kinderboeken’ kopen. Ik wil geen
barrières maken tussen volwassenen en kinderen. We kunnen ook niet alle kinderen
over dezelfde kam scheren, er zijn kinderen die van mijn werk houden, er zijn
er die het niet doen. Er zijn rijpere kinderen, die zich ervoor gaan
interesseren, er zijn er die dat niet gaan doen. Technisch maak ik geen
verschil. Zijde is een volwassenenroman, een liefdesverhaal, de tekst is
niet bestemd voor kinderen, maar het proces van illustreren is hetzelfde.
In Het
grote boek van vergeten prinsessen doen sommige illustraties denken aan
onder meer Rembrandt en Vermeer. Kiest u bewust voor die intervisualiteit?
Dautremer:
Ik heb inderdaad veel naar hun werk gekeken. Ik hou heel erg van de
Nederlandse en de Vlaamse meesters, vooral van het werk van Bruegel, met
al die kleine details. En de portretten van Vermeer zijn magnifiek. Ik wil mijn
eigen werk niet vergelijken met dat van zo’n meesterschilders, maar het klopt
dat hun werk me aanspreekt en inspireert. Zeker de portretten van Vermeer
hebben mij veel geholpen. Of jonge lezers de visuele verwijzingen herkennen,
weet ik niet. Het is in elk geval niet mijn doel. Ik doe dat voor mijn eigen
plezier.
Het valt op dat uw werk vaak gebaseerd is op bekende verhalen:
Frankenstein (Sentimento), Klein Duimpje, Alice in Wonderland…
Dautremer: Dat is toevallig gebeurd. Maar
het is waar, het is heel comfortabel voor de illustrator en zelfs voor de lezer
om een verhaal dat je al kent te herontdekken. Het is zoals een plaats bezoeken
waar je al eens geweest bent en waar je graag opnieuw komt. Bij al wat je
herkent, ontdek je ook nieuwe dingen. Voor een illustrator is het heel
aangenaam om Pinocchio te illustreren, of een ander groot klassiek
verhaal waar je als kind al van hield. Je eigen versie maken van Klein
Duimpje of van Alice in Wonderland, dat is werkelijk fantastisch. Ik
dompelde me weer onder in mijn kindertijd, je keert terug naar een plaats die
je kent, dat is minder beangstigend dan in een nieuw verhaal binnenkomen.
Maar op dit
moment verlang ik ook naar nieuwe verhalen en uitdagingen, zoals
volwassenenromans illustreren of strips maken. Ik werk momenteel aan een
tekenfilm en aan illustratie van de Bijbel. Volgend jaar zou ik eens een
stijloefening willen doen: vijftig keer hetzelfde verhaal illustreren op
verschillende manieren. Ik heb veel ideeën, maar tijd tekort.
Bij het illustreren van
zo’n klassieker wijkt u soms sterk af van het bekende beeld, zoals in Alice
in Wonderland. In alle versies is zij een meisje met lang blond haar. U
tekende haar — naar de werkelijkheid — met een kort, zwart kapsel.
Dautremer: Ik ben niet de eerste die dit gedaan
heeft, Thomas Perino heeft Alice in zijn houtsnedes ook afgebeeld met kort,
zwart haar. De echte Alice Liddell was ook een brunette. Voor mij was het evident
om dat te behouden en daarbij vind ik blond een beetje saai. Grafisch is donker
veel sterker, dat werkt beter. Ik moest ook denken aan mijn grootmoeder, die
zag er ook zo uit. Verder is het ook een manier om me een beetje te
onderscheiden. Nu is het natuurlijk niets spectaculairs als idee en het
verwondert me eigenlijk dat zo veel illustratoren een blondine van haar maken.
Wanneer je een klassiek verhaal opnieuw illustreert, is het belangrijk om na te
denken over een persoonlijke aanpak. Voor Alice was dat niet gemakkelijk, er
zijn zo veel versies van het verhaal. Ik heb het bescheiden gedaan, zonder er
veel bij stil te staan of het wel nieuw was.
Ook in Het geheime dagboek van Klein
Duimpje bent u sterk afgeweken van het bekende, met surrealistische
beelden.
Dautremer: Daar is het anders gegaan. Philippe Lechermeier heeft
in het begin alles bedacht. Aanvankelijk had hij het zich voorgesteld als een
boek met enkel tekst. Maar dan vroeg hij me om kleine schetsjes te maken in de
marge, zoals Klein Duimpje van tijd tot tijd in zijn zakboekje zou tekenen. En
zo ging het steeds verder. Er kwamen meer en meer kleine schetsjes, daarna ook
grote prenten. En toen kwam het moment dat we besloten hebben dat het een
rijkelijk geïllustreerd boek zou worden.
Het was gemakkelijk om allerlei verschillende wegen in te
slaan. Klein Duimpje vertelt zijn verhaal in zijn dagboek, maar hij vertelt ook
over zijn dromen, zijn verlangens, zijn angsten, zjin hoop… Er zijn zoveel thema’s
en dat gaf me de mogelijkheid om zeer ver te gaan in de verbeelding en veel
zelf te verzinnen. Ik was niet verplicht om de inhoud exact te illustreren. Het
is perfect mogelijk dat Klein Duimpje iets schrijft en aan de andere kant iets
tekent dat er geen verband mee houdt. In een persoonlijk dagboek staat ook geen
uitleg. Dat gaf me de mogelijkheid om veel dingen te doen zonder reden. Ik kon
ver gaan in de bizarrerieën.
In uw boeken is er ook altijd iets
raadselachtigs, bijvoorbeeld de gescheurde en geplakte foto van Klein Duimpje
op het einde.
Dautremer: Ik
kan u een verhaal vertellen over die prent. Ik had namelijk voorzien om bij
wijze van intro drie portretten te maken. Ik hou er namelijk van, zoals bij een
film, om al beelden te tonen vóór de begingeneriek. Dus voorzag ik drie stille
beelden, en dan pas zou het verhaal beginnen. Dat vind ik fijn binnenkomen in
een boek. De foto van Klein Duimpje die u bedoelt, was van heel dichtbij
bekeken, het beeld is nogal flou en de foto is verscheurd. Maar de uitgever
hield niet van deze prent. Hij vond ze te triest, te hard ook. Hij dacht dat
het mensen zou afschrikken om aan het verhaal te beginnen. Maar dit is het
verhaal van een achtergelaten kind, dat is hard! Een beeld is soms een
sterker medium dan tekst. Een wat moeilijkere tekst accepteer je gemakkelijker
omdat je hem zachtjesaan leest. Ik was niet erg tevreden met de beslissing van
de uitgever, maar ik heb het beeld op het einde van het boek moeten plaatsen.
Maar om terug
te komen op uw vraag: ik hou inderdaad van een beetje mysterie. Dat is
frappanter, het brengt meer teweeg dan lachende, evidente, begrijpelijke
dingen. Het stoort me niet als mensen mijn beelden niet begrijpen. In elk geval
vragen ze zich af: Wat wil dat zeggen? Wat is dat? Waar ben ik?
Beschouwt u zichzelf als een illustrator of
een prentenboekenmaker?
Dautremer: Het is evident
dat je moet proberen met illustraties verder te gaan dan het aanbrengen van
versiering. Mooie beelden bij een tekst zetten vind ik niet interessant. Het
interesseert me om het geheel van het boek mee te ontwikkelen, om het ritme mee
te bepalen, om een alternatieve weg voor interpretatie te openen. Soms werkt
het beeld ook alleen, is er geen nood aan tekst. Ja, ik hou ervan om boeken te
creëren. Voor mij is het object heel belangrijk : wanneer ik aan een boek
begin, bespreek ik met de uitgever de vorm, het formaat, het aantal bladzijden,
de bladspiegel, de vormgeving, de typografie. Ik wil daar zelf over beslissen.
In Frankrijk
krijgen illustratoren meer erkenning dan schrijvers. Het gaat er goed met het
prentenboekenvak, het is een gezonde sector. Er zijn enorm veel mooie boeken,
ik denk nog meer dan in Vlaanderen. Mensen zijn ook bereid om voor mooie
uitgaven te betalen. Illustratoren worden echt erkend, want het eerste wat
mensen zien, is het beeld en ze herkennen ook meteen de stijl. Veel mensen
kennen mijn naam niet, maar ze herkennen mijn werk.
Maken cross-overelementen mee de kwaliteit uit van prentenboeken?
Dautremer: Zoals ik eerder al zei,
ik schik me niet naar de smaak van het publiek. Er zijn kinderen die een
poetische, romantische smaak hebben, anderen niet. Hetzelfde geldt voor volwassenen.
Iedereen heeft zijn smaak volgens zijn opleiding, zijn cultuur, zijn
opvoeding, zijn karakter. Maar alle mensen hebben twee ogen en ze zien
hetzelfde. Ze interpreteren de dingen wel individueel, een werk roept bij
iedereen andere emoties op. Kinderen hebben even goede ogen, ze kunnen evenveel
details zien als volwassenen, ze kunnen hetzelfde lezen. Het is moeilijk om in
te schatten wat het publiek gaat denken of voelen als ze je werk zien. Je maakt
iets, je lanceert het en je ziet wel waar het valt.
Zet u de inhoud of
de vorm voorop?
Dautremer: (Aarzelt) Het
is een samenspel. Recent is er een boek van mij verschenen, Het kleine
theater van Rébecca. Je zou kunnen zeggen dat het hierin essentieel om de
vorm gaat, het is in de eerste plaats een mooi voorwerp. Maar tezelfdertijd
weet ik dat een boek als dat me hoe dan ook onderdompelt in een heel bijzondere
wereld. Het doet me dromen zonder dat er een expliciete achtergrond is. De vorm
doet dromen, dat is een wereldje op zich. Het is een ruimte die doet reizen,
vind ik. Voor mij is het belangrijk dat boeken mooi zijn, ze moeten je zin
geven om nader te kijken, om terug te bladeren. Ik schep plezier in het maken
van mooie voorwerpen, maar de vorm moet gerelateerd zijn aan de inhoud. Het is
een totaalpakket.
<br
/> Ik maak dingen en ik tracht altijd een streng oordeel te
vellen over mijn eigen werk. Als het niet goed is, ga ik op zoek naar de reden.
Ik stel me vragen en zoek naar antwoorden. Ik vind ze niet altijd. Ik kan
alleen maar veel werken, herbeginnen, dingen uitproberen, veranderen, opnieuw
in vraag stellen. Ik probeer en ik probeer… Ik doe wat ik kan. Ik hou van mijn
werk.
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2012
deze pagina printen of opslaan