Literatuurkritiek, jeugdliteratuur, eten. Met drie zaken in de titel waar ik erg van houd, had dit boek meteen mijn aandacht getrokken. Bovendien ben ik wat vertrouwd met het werk van Ann Alston, die de weergave van het Britse familieleven in de jeugdliteratuur onderzocht heeft. Ze kon overtuigend aantonen dat een bord puree met vlees en felgroene erwtjes al generaties lang het symbool is voor de Engelse huiselijkheid en familiale waarden. Bekender is het cliché dat eten in jeugdliteratuur is, wat seks is voor volwassenenliteratuur. Wat dat betreft kunnen de boeken van Enid Blyton of Roald Dahl met alle uitgebreide picknicks en snoepfestijnen concurreren met een stevige erotische roman.
In hun inleiding tonen Keeling en Pollard dat de zogenaamde Food Studies de laatste jaren in opgang zijn. Ze vertrekken van antropologische studies over eetgewoonten bij vreemde volkeren uit de jaren zestig en zien een grote toename van publicaties over eten als cultureel gegeven in de jaren tachtig. Voor de jeugdliteratuur was het onderzoek naar eten tot nog toe erg versnipperd, en de redacteurs willen met dit boek dan ook een beeld geven van de verschillende manieren waarop eten en jeugdliteratuur benaderd kunnen worden. Bij het lezen werd hun gelijk me duidelijk: het perspectief eten is inderdaad een bijzonder boeiende en veelzijdige insteek om literatuur kritisch te gaan analyseren, en het krijgt in de jeugdliteratuur een specifieke invulling. Niet alleen hebben kinderen hun eigen eetgewoonten en voorkeuren, interessant is ook de wisselende rol die ze spelen als ontvangers/makers van eten. En in sprookjes worden ze soms zelf opgegeten. De rode draad is dat eten te maken heeft met (culturele) identiteit (‘je bent wat je eet’), en met controle en macht.
Mijn bespreking hier beperkt zich tot de artikelen die ook perspectieven bieden voor het nadenken over Nederlandstalige jeugdliteratuur. Zo schreef Holly Blackford een interessant, historisch georiënteerd stuk over koken in boeken voor opgroeiende meisjes. Met het koken treden de vrouwelijke hoofdpersonages vaak in de voetsporen van hun moeder, al dan niet vrijwillig. De initiatie in de keuken kan gebeuren op een repressieve manier — Blackford toont bijvoorbeeld dat het koken vaak een les in zelfopoffering voor het gezin is — maar het koken kan evengoed een manier worden waarop de personages zich creatief en eigenzinnig kunnen uiten.
Het artikel van Lisa Rowe Fraustino sluit aan bij Blackfords idee over koken als zelfopoffering. Zij bekeek de relatie tussen moeder en kind (meestal moeder en zoon) in de best verkopende Amerikaanse prentenboeken van de twintigste eeuw, en de rol die eten daarbij speelt. Het patroon dat ze steeds terugvindt, is de moeder die zich volledig ten dienste stelt van haar kind, iets wat Fraustino relateert aan de opvoedingstheorieën van Benjamin Spock uit de jaren veertig. De moeder van Beatrix Potters Pieter Konijn illustreert het probleem voor haar perfect: zij is een vertegenwoordigster van de zogenaamde ‘cult of the apron’, de cultus van de schort zeg maar, die in onze maatschappij al lang gedateerd is, maar in kinderboeken nog altijd verder leeft. Eten is hier een middel om macht uit te oefenen, en wordt ingezet als straf of als beloning. Als ‘voedsel voor de geest’ vindt Fraustino dit soort boeken bijzonder kwalijk. Hoewel haar conclusies wat kort door de bocht zijn, zet dit provocerende artikel wel aan het denken over stereotiepe moederrollen, ook in Vlaamse boeken.
Een van de overtuigendste stukken uit het boek vind ik de analyse van eten in de Amerikaanse detectivereeks rond Nancy Drew, die al loopt sinds de jaren dertig. Leona Fisher toont heel overtuigend welke rollen het eten kan spelen in een boek. Ze onderzoekt bijvoorbeeld hoe eten functioneert als een teken van sociale klasse, en tekent daarbij interessante verschuivingen op. Terwijl het eten van Nancy Drew in de beginjaren van de reeks nog klaargemaakt en opgediend wordt door haar dienstbode Hannah, mag Hannah vanaf de jaren vijftig mee aanschuiven aan tafel. Ook het menu verandert door de jaren heen, en tegenwoordig doet Nancy zich geregeld tegoed aan een energiereep. Daarnaast beschrijft Fisher hoe maaltijden ook een rol spelen in het opbouwen van de plot: eten gebeurt vaak volgens een vast ritueel, dat zorgt voor een pauze tussen de spannende avonturen door. Niet zelden komen Nancy Drew en haar co-detectives tijdens het eten op een belangrijk idee, of kunnen ze tijdens de lunchpauze gesprekken afluisteren. Ten slotte toont Fisher overtuigend aan dat eten een belangrijke rol speelt bij de karakterschetsen in de reeks. Bepaalde personages, met name de hongerige Bess, worden daarbij gekenmerkt door hun eetgedrag. Dit leidt tot een doorgedreven stereotypering: terwijl Bess in de beginjaren nog een gezonde eetlust had, wordt ze hoe langer hoe hongeriger en molliger. Het artikel vormt een leuke aanloop voor het laatste stuk uit het boek, waarin Annette Wannamaker eten bespreekt in de reeks rond Captain Underpants. Excessen rond eten en voedselgevechten komen er vaak voor, en eten zorgt er ook voor veel verbale humor.
Een groot aantal artikelen sluit aan bij jeugdliteratuur en de postkoloniale en multiculturele maatschappij. Winnie Chan benadert dit thema historisch en onderzoekt eten in Kim en Jungle Book van Rudyard Kipling. Lan Dong bespreekt twee Amerikaanse jeugdboeken over Aziatische immigranten, en de manier waarop eten symbool staat voor de zoektocht naar hun identiteit. Dezelfde gedachte kenmerkt het stuk van Karen Hill McNamara, die opent met de zin: ‘The single most powerful signifier of Irish identity is food’ (149). Ze neemt daarbij de grote hongersnood van de jaren 1840 als focus, en gaat na hoe die in een dertigtal jeugdboeken behandeld wordt. Haar argument over honden eten roept parallellen op met de recentste roman van Marita De Sterck (De hondeneters). Critical Approaches to Food in Children’s Literature heeft veel te bieden voor wie geïnteresseerd is in een kritische kijk op de jeugdliteratuur. Enerzijds biedt het boek ideeën en patronen die ook toepasbaar zijn op Nederlandstalige jeugdboeken, anderzijds biedt het een mooie kennismaking met titels en onderwerpen die bij ons nog niet bekend zijn. Het Engels is vrij toegankelijk. De besproken boeken en gehanteerde termen worden goed geïntroduceerd, en het boek is dan ook vlot leesbaar voor een academische publicatie, zelfs voor wie een beperkte achtergrond in de jeugdliteratuurstudie heeft.
Routledge New York, 2009, XIII, 276 p. : ill, € 80. ISBN 9780415963664. Distributie: Taylor & Francis Group
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2009
deze pagina printen of opslaan