Vijfentwintig
jaar geleden debuteerde Manon Uphoff met de verhalenbundel Begeerte. In haar voorwoord bij deze nieuwe editie (de zevende
druk) schrijft ze:
‘Ik wilde werelden beschrijven
waarin meisjes mensen waren. […] Ik wilde vrouwen als vertellers. Maar ook als participerenden,
als deelnemers. En als beschouwers.’
De ‘begeerte’ uit de titel
krijgt in de tien verhalen uit de bundel een meerduidige betekenis. In
‘Poep’, het slotverhaal uit de bundel maar ook het eerste verhaal van Uphoff
dat in een tijdschrift verscheen, gaat het over blinde bezitsdrang: een man
raakt zo gefascineerd door de supervilla waarin een vrouw in haar eentje woont,
dat hij bereid is de twee drollen die haar honden hebben achtergelaten, op te
eten. De vrouw heeft hem immers beloofd dat hij het huis mag hebben als hij tot
deze in wezen vernederende daad wil overgaan. Net op tijd beseft ze dat ze haar
chique villa zal kwijtspelen en ze besluit dan maar de tweede drol zelf op te
eten.
Een ontluisterend verhaal,
verrassend qua invalshoek, maar evengoed veelzeggend in de manier waarop
geschetst wordt hoe ver hebzucht iemand kan drijven. Het titelverhaal zet grotendeels
de toon die ook in de erop volgende verhalen de sfeer en de ontwikkeling van de
plot erin zal bepalen. Een vijftienjarig meisje wordt door een man die ze
verder van haar noch pluimen kent, ontmaagd. Agressie, een zekere vorm van
geweld is nooit veraf, maar het meisje weet (of is het een vorm van
zelftroost?): ‘ik heb in ieder geval gevochten’.
Ook in een verhaal als ‘Palingen en preken’ (over de
zwakzinnige broer van de ik-vertelster), of ‘Brand’ (weer een ik-verhaal, dit keer
over de zus van de ik, die wordt geterroriseerd door een geweldenaar) gaat het
er allerminst harmonieus aan toe. ‘Vlees’, een van de meest geslaagde verhalen
uit de bundel, laat zien hoe een meisje
zich afsluit van de consumptie van vlees en ondertussen in een broeierige sfeer
haar eigen seksualiteit ontdekt. Betekenisvol hier is de bedenking die Uphoff
haar personage in de mond legt: ‘Een mens wordt in zijn
leven vele malen verraden door het lichaam.’
Begeerte en het vaak oningevuld blijvend verlangen eraan
tegemoet te komen: daarover gaat het in essentie in deze verhalen. In ‘De
Lotus’ raakt een Japanse man in de ban van de aantrekkingskracht die uitgaat
van een ogenschijnlijk onbereikbare schoonheid, maar wordt er finaal door de
vrouw van een van zijn collega’s op gewezen dat zij een travestiet is.
Aftakeling die naar een pijnlijk slot leidt staat centraal in ‘Blikman en
Sartorius’: de branie van wildjager Sartorius kalft steeds verder af, het is
preparateur Blikman (hij is specialist geworden in het opzetten van dieren) die
hem finaal uit zijn lijden zal moeten verlossen. Hier toont Manon Uphoff hoe
nadrukkelijk zij zich kan inleven in de innerlijke drijfveren van haar
personages.
In haar voorwoord houdt zij haar
debuut tegen het licht van de ontwikkeling die ze als schrijfster heeft
doorgemaakt: ‘Kon ik toen vermoeden dat dit op een dag, bijna vijfentwintig
jaar later, zou leiden tot Vallen is als
vliegen, de ultieme uitbarsting van de vulkaan?’ Zo wordt van debuut tot de
succesroman Vallen is als vliegen (Querido
2020) de cirkel rond gemaakt.
Manon Uphoff: Begeerte, Amsterdam, Querido, Amsterdam 2020,
168 p. ISBN 9789021422862. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan