Door zijn
media-optredens is ‘vlinderprofessor’ Hans Van Dyck een van de meest herkenbare
wetenschappelijke gezichten geworden in het Vlaamse publieke debat over onze
bedreigde fauna, de menselijke roofbouw op de natuur, en de impact van de
klimaatverandering op het ecologisch evenwicht op onze planeet. In dit boek
richt hij zich tot een breed geïnteresseerd publiek om enerzijds zijn eigen verhaal
als wetenschapper te vertellen en anderzijds aan de hand van zijn eigen
favoriete studieobject, het bont zandoogje (Pararge aegeria), een breed
beeld te schetsen van het rijke leven der vlinders.
Voor wie, zoals ondertekende,
als amateurvlinderaar door het leven gaat, is dit een heerlijk boek. Voor wie
niet als amateurvlinderaar door het leven gaat is de kans reëel dat dit na
lectuur van dit boek wel het geval zal zijn. Van Dyck heeft een vlotte pen en
schrijft een bijzonder meeslepend verhaal, waarin hij beschrijft hoe hij als
kind al door vlinders werd geboeid en via eigen veldonderzoek in de lokale
bosjes uiteindelijk in de wetenschap terecht kwam en daar onderzoek deed en
doet naar onder meer gedragsecologie en evolutionaire aspecten van de vlinder.
Van Dyck weeft
verschillende lijnen tegelijk door elkaar, waardoor dit een zeer rijk boek is.
Er is het persoonlijke verhaal, met anekdotes uit zijn jeugd en studententijd,
maar ook een kleine vergelijkende studie van hoe doctoraatsverdedigingen er in
verschillende landen aan toe gaan. Daarnaast biedt Van Dyck ook een historisch
overzicht van kernfiguren uit de geschiedenis van de biologie, wier ideeën hier
kort maar inzichtelijk worden gepresenteerd. We horen heel veel over het werk
van Niko Tinbergen, maar ook over het pionierswerk met vlinders dat werd
verricht door Ilkka Hanski en Christer Wiklund. We leren over de impact van de
evolutietheorieën van Charles Darwin en Alfred Russel Wallace. En we vernemen
heel veel over hoe veldwerk en onderzoek er in de praktijk aan toegaan –
doorgaans heel erg met de handen in de klei veeleer dan in hogere theoretische
regionen. Deze uitwijdingen zijn ook een gelegenheid voor Van Dyck om een
aantal wetenschappelijke theorieën en technische begrippen uit te leggen, wat
bijzonder handig is voor de amateurbioloog die al graag eens meer professionele
literatuur leest en deze termen regelmatig tegenkomt.
Uiteraard is het boek bijzonder
rijk in het schetsen van het universum van de vlinder. Echt alles komt aan bod,
van de voeding (met de verbluffende roltong), de wonderlijke aerodynamica en
functionele kleurigheid van de vleugels, het paargedrag, het bewaken van het
territorium (met territoriale en patrouillerende vlinders) en de vlinderpsychologie
tot de vaak complexe manier waarop het voortbestaan van soorten wordt bedreigd.
Dat laatste leidt tot de kern van Van Dycks betoog: alles hangt aan elkaar en
ecologie is uiteindelijk de studie van alle factoren die bijdragen tot de
levenswereld of habitat (wat Jakob von Uexküll Umwelt noemde) van een
soort, die nooit los staat van de levenswereld van andere soorten. Ook de mens
maakt deel uit van die dynamiek en verstoort dat evenwicht op lange termijn
vooral tot eigen nadeel.
Naar het einde toe is er even een kleine dip. Het hoofdstuk
over de culturele waarde van de vlinder is een beetje oppervlakkig en is iets
te veel een opsomming van voorbeelden van vlinders in de kunsten. Intrigerend
is daarnaast de benadering van de natuur vanuit het perspectief van de
zogenaamde ecosysteemdiensten, waarbij het beschermen van de natuur wordt
gevalideerd vanuit de gedachte dat zij ‘nuttig’ is voor de mens. Pollinatoren
zoals bijen moeten dan worden beschermd omdat zij gewassen bevruchten en wij
daarzonder zelf niet meer kunnen bestaan. De voorbije jaren is dat idee van
ecosysteemdiensten plots heel erg prominent geworden in het discours over
ecologie en natuurbehoud, en dat is eigenlijk deprimerend omdat het de ultieme
kolonisatie van de ecologie door het economisch denken vertegenwoordigt.
Van Dyck heeft een
prachtig, relevant, (leer)rijk en toegankelijk boek geschreven dat heel veel
mensen warm kan maken om met nieuwe ogen naar de natuur te kijken. De vlinder,
vanouds een bijzonder populaire diersoort, is de ideale springplank om mensen
enthousiast te maken voor ecologie en Van Dyck laat geen enkel argument liggen
om dit duidelijk te maken: de rijke schakering van thema’s en inzichten die aan
bod komen, is werkelijk indrukwekkend. Daarbij is per hoofdstuk ook een
uitgebreide bibliografie voorzien voor lezers die een en ander verder willen
ontdekken in de vakliteratuur. Ten slotte is het boek ook mooi uitgevoerd en is
er een informatieve katern afbeeldingen die onder meer een inkijkje bieden in
het laboratorium van de vlinderprofessor.
Hans Van Dyck: Het orakel van de
bosnimf. Van vlinders en mensen, Lannoo, Tielt 2021, 306 p. ISBN
978-94-014-76768
© 2025 | MappaLibri