Aan het begin van
zijn pamflet over de politiek correcte aanval op de humor in naam van de
nieuwerwetse kwetsvrije censuur schetst Arthur Umbgrove, cabaretier en
romanschrijver, een beeld van een dystopische toekomst waarin komieken enkel
nog kunnen optreden op geheime locaties waar toeschouwers zich via
geheimzinnige aanwijzingen naartoe moeten begeven, dit om te voorkomen dat het
optreden met geweld wordt onderbroken. Safe stages heten zulke plaatsen,
en ze zijn een antwoord op de dwingende eis om geen kwetsende humor te
presenteren en zo van de hele wereld een safe space te maken voor de
laagste gemene deler van de snel geaffronteerde medemens.
Daarmee is de toon gezet voor
dit kleine boekje waarin Umbgrove zijn bezorgdheid en ongenoegen uit over de
manier waarop in naam van inclusiviteit en diversiteit het vrije woord vandaag
de mond worden gesnoerd (leuke parenthese: de autocorrectie in Word markeert
‘inclusiviteit’ met onbedoelde maar toepasselijke ironie als een
fout/onbestaand woord; ‘exclusiviteit’ wordt zonder ironie als alternatief
gesuggereerd – en wil exclusiviteit, in de zin van elitaire uitsluiting, nu net
zijn wat de nieuwe waakachtigheid als ‘inclusief’ presenteert!). Met
voorbeelden ontleend aan zijn eigen carrière en het werk van cabaretiers die
hij bewondert, schetst Umbgrove welke denkfouten en verontrustende politieke
denkbeelden achter de nieuwe politieke correctheid schuilgaan.
Daarbij gaat de
auteur niet systematisch tewerk. Dit is een vlugschrift, geen systematisch
ontwikkeld traktaat, en Umbgrove gaat dan ook aan veel punten en argumenten
voorbij die in een meer doorgedreven analyse wel aan bod zouden kunnen komen.
Tegelijk is hij wel scherp en precies in wat hij aankaart. Zo gaat hij in op
het noodzakelijke belang van context om te bepalen of humor al dan niet over de
schreef gaat (en wat dan nog als ze al eens over de schreef gaat?). Heel veel
uitspraken die vandaag als racistisch of seksistisch (of homofoob, transfoob…)
worden gekwalificeerd, worden namelijk uit hun context gelicht, doorgaans
opzettelijk, om ze anders te doen uitschijnen dan ze eigenlijk zijn bedoeld en
zo verontwaardiging te genereren. De nieuwe morele orde ontleent haar
legitimiteit immers aan de veronderstelde aanwezigheid van ‘structureel’
racisme en seksisme in onze maatschappij en kan zichzelf enkel in leven houden
door, al dan niet door laster en opzettelijke misrepresentatie, racisme en
seksisme te vinden waar er hoegenaamd geen zijn.
Een van de beruchtste
voorbeelden daarvan (en door Umbgrove trouwens niet vermeld) was het geval van
Justine Sacco, de jonge vrouw die voor de hele wereld werd vernederd en
vernietigd (baan kwijt, overal te schande gezet, nagewezen op straat, met
depressie en existentiële ontreddering tot gevolg) omwille van een sarcastische
tweet die tégen racisme was gericht maar door de hitsige waakachtige menigte
net als racistisch werd uitgelegd, waarna de verenigde twittersfeer
likkebaardend toekeek hoe deze onschuldige doodgewone vrouw publiekelijk aan
flarden werd gescheurd. Haar geval werd uitgebreid beschreven in Jon Ronsons
ontluisterende boek So You’ve Been Publicly Shamed (2015) en is een
klassieke studie van hoe de meute werkt om zondebokken in de vernieling te
jagen en zo ideologische zuiverheid af te dwingen in de maatschappij. Zoals
alle pestkoppen hebben ze daarbij een voorkeur voor slachtoffers die weinig
middelen tot weerwerk hebben.
Dat is relevant omdat de processen die Umbgrove beschrijft
alarmerend zijn net omdat ze ieder van ons, en niet enkel cabaretiers of
nietsvermoedende twitteraars, op elk moment kunnen overkomen: men hoeft
helemaal niets racistisch of seksistisch te zeggen om voor racist of seksist te
worden versleten. Door de eliminatie van context en intentie worden ironisch en
sarcastisch bedoelde uitspraken opzettelijk letterlijk geïnterpreteerd, en
zelfs het citeren van woorden wordt dan beschouwd als het gebruiken ervan (zo
mag je het woord ‘neger’ zelfs niet benoemen in een analyse van hoe racistisch
taalgebruik werkt, want alleen al het uitspreken van dat woord, zelfs in een
dergelijke antiracistische context, wordt dan beschouwd als een daad van
racistisch geweld). Op die manier genereert men woede om de winkel van de
verontwaardiging op kunstmatige manier draaiend te houden.
Het boekje van Umbgrove is
duidelijk vanuit de buik geschreven. Hij gaat in op de problematische impact
van de nieuwe politieke correctheid op humor en satire, en op de onmogelijkheid
om nog een gesprek te voeren met mensen die structureel en principieel niet
bereid zijn hun gesprekspartner serieus te nemen. Hij verwijst onder meer naar
de invloed van Robin DiAngelo, de Amerikaanse auteuresse die ons het boek en
concept White Fragility (2018) schonk en daarmee het debat naar nieuwe
niveaus van toxiciteit stuwde en haar eigen positie als spreekbuis van Critical
Race Theory consolideerde – ongetwijfeld met zeer positieve gevolgen voor
haar eigen bankrekening. Hij eindigt met een pleidooi voor humor als een
onontbeerlijk instrument om samen te leven in een wereld waarin mensen bij
definitie van elkaar verschillen en waarin die verschillen onvermijdelijk voor
frictie zorgen.
Kortom, dit is geen doorwrocht traktaat, maar een reeks pertinente
beschouwingen vanuit de praktijk waarmee Umbgrove zichzelf trouwens moedig in
het vizier van de nieuwe gedachtenpolitie plaatst. Want uiteraard is wat hij
schrijft zeer pertinent, en net daarom ook heel erg ‘aanstootgevend’.
Arthur Umbgrove: De wederafbouw van de satire,
Querido, Amsterdam 2021, 78 p. ISBN 9789021428703. Distributie L&M Books
© 2025 | MappaLibri