Het moet zijn dat tuberculose, gemeenzaam 'tering' genaamd,
aanleiding kan zijn tot intense en indringende literatuur. Dat blijkt uit de
romans van schrijvers als de Italiaan Gesualdo Bufalino, de Joods-Roemeense
schrijver Max Blecher (om nog te zwijgen van De toverberg van Thomas
Mann) en, sinds het verschijnen van De
kliniek, vertaling van L'hôpital (1989), nu ook de Marokkaanse
cineast-auteur Ahmed Bouanani (1938-2011). Zijn verslag van een langdurig
verblijf in het sanatorium van Rabat, eind jaren zestig begin jaren zeventig,
is, net zoals bij voornoemde schrijvers een danteske ervaring die ongetwijfeld
te maken heeft met de specifieke wijze waarop tbc-patiënten de tijd beleven.
'Tussen de
hoge muren hier om ons heen is de tijd des te meer aanwezig, en zo compact, zo
opeengepakt dat we hem kunnen aanraken. Dat maakt het zo verschrikkelijk. Wij
kunnen de tijd strelen zoals je een gewillige dij streelt. Maar ondanks de
geplande en automatische herhaling van dagen en nachten, van de zon en de maan,
zijn wij in de vaste en vreselijke overtuiging dat het dezelfde dag en dezelfde
nacht zijn die elkaar afwisselen met de vasthoudendheid van een nachtmerrie.'
Want het is
een nachtmerrie waarin deze zieken leven. Afgezonderd van en gemeden door de
gezonde wereld trachten ze, als karikaturen van de menselijke soort, te
overleven in de diverse afdelingen die hen, naargelang de ernst van hun kwaal,
een trage of snellere hellevaart voorhouden. 'De dood houdt zich niet verborgen
in donkere hoeken, achter hellingen, onder bedden of in stinkende, vochtige
latrines, nee hij zit bij ons aan tafel, lacht wanneer wij lachen, doet mee met
onze streken.'
Niets om je over op te winden, meldt de ikpersoon in deze, als in een achtbaan
wervelende monoloog. In een leven 'tussen wazigheid en waanzin', gemarkeerd
door vage herinneringen, angstdromen, visioenen en hallucinaties blijft
menselijk contact van vitaal belang, zelfs als de keuze beperkt is en zijn
vriendschappen naamloos. Patiënten verliezen immers hun naam, krijgen een
nummer en worden meteen een bijnaam opgespeld die soms tot een nieuwe en
onvermoede identiteit kan leiden.
Bouanani vertolkt al deze gevoelens, en ook de verveling,
de woede, de angst en de wanhoop worden in een lyrische explosie van beelden
uitgespuwd. Pure poëzie soms die de grenzen tussen waan en werkelijkheid,
tussen droom en daad, onophoudelijk aftast en overschrijdt. Een beleving die
alles in vraag stelt. Die van de eigen identiteit om te beginnen, maar ook die
van de samenleving waar machtswellust, bigotrie en corruptie het leven alsmaar
meer onmogelijk dreigen te maken.
Zelf kreeg hij in zijn literair, plastisch en filmisch werk
meermaals te maken met boycot en censuur. Zijn bestaan als schrijver-kunstenaar
kwam zodanig onder druk te staan dat hij zich de laatste acht jaar van zijn
leven als een kluizenaar terugtrok in het klein Berbers dorp, Demnate, gelegen
ten noorden van Marrakech. Hij zou er ook sterven en laat een drietal
dichtbundels, één speelfilm (Mirage, 1979), een aantal kortfilms en een
kleine stripreeks na. De kliniek is zijn einige roman. Hij leest als een
onrustwekkende maar erg pakkende allegorie op het leven en de samenleving.
Ahmed Bouanani: De kliniek. Vertelling in zwart-wit, Jurgen
Maas, Amsterdam 2020, 130 p. Vertaling van L'hôpital door Hester Tollenaar.
ISBN 9789491921780. Distributie EPO
© 2024 | MappaLibri