De
dwaaljaren van Ewout Meyster
In de
jaren 1880 schreef Friedrich Nietzsche in nauwelijks drie weken tijd de
openbaringen van 'Also sprach Zarathustra', waarin hij zijn alter ego, de
profeet Zarathoestra, de uitgeleefde menselijke moraal ten grave laat dragen.
Nu God dood is en alle zingevingsconstructies ontmanteld zijn, roept de profeet
de mens op om voorbij het nihilisme te reiken, 'Übermensch' te worden. Alleen
die 'scheppende mens' kan zijn ware bestemming bereiken en worden wie hij moet
zijn.
Op
weg naar De Hartz, het vierde deel van Wessel te Gussinklo's baanbrekende
romancyclus, opent met een busreis van Ewout Meyster – de inmiddels
legendarische excentriekeling uit De hoogstapelaar (het vorige deel van
de tetralogie – Koppernik 2019) – naar de hogeschool in het fraaie landgoed De
Hartz, waar 'de Grote Man' resideert, ontvangt en verklaart, waar de
beslissende dingen gebeuren en belangrijke lieden rondlopen, grote denkers 'met
het werkelijke inzicht'. Mensen zoals Somsen, Ewouts mentor en psycholoog.
Vier jaar geleden mocht Ewout
Somsen vergezellen naar De Hartz als 'tassendrager', om de Grote Man, de charismatische
goeroe Babinsky, te horen spreken. Het voelde als een uitverkiezing: 'waardig
gevonden worden om daar te verschijnen'. Babinsky sprak over de nieuwe mens en
een nieuwe ideologie. In die tijd cijferde Ewout zichzelf helemaal weg. Sartre
en Camus, met hun 'in de wereld geworpen zijn' – louter puberale
zelfbevrediging – moest hij maar eens achter zich laten; Freud, Jung, de Veda
en de Upanishaden: díe moest hij lezen, zei Somsen. 'Wie groot is moet kunnen
dienen en nederig zijn.'
Nu, vier jaar later, tijdens zijn reis naar De Hartz,
oefent Ewout het wegkijken met zijn ogen om de lege weerloosheid erin te
verbergen. Een dwingende, dominante uitstraling moet hij hebben. 'Als achter
een wal van zekerheid' draagt hij de chauffeur op te stoppen aan De Hartz. Het
mag niet baten. De bus rijdt er gewoon langs, godverdomme. 'Bijna kwam het
praten weer, het grote uitleggen en verklaren, de rechtvaardigingen.' Is Ewout,
de snoeverige hoogstapelaar van toen, na al die jaren nog steeds niet bevrijd van
het juk van eigenwaan? Nochtans beweert hij veranderd te zijn, omdat hij wilde
veranderen. Hebben de indoctrinatietechieken van Somsen dan niets uitgehaald?
Verhit komt
Ewout aan. Tot zijn ergernis is jeugdvriend Meindert, met zijn kaakloze,
blozende wangen en argeloze blik, nergens te bekennen. Hij zou Ewout op het
bordes begroeten en hem naar binnen begeleiden. Aarzelend staat Ewout in de
deuropening, ziet de andere genodigden, 'als biljartballen kaatsend tegen
elkaar' met hun arrogante blikken. Ha, daar staat Meindert vertrouwelijk te
praten met andere aanwezigen. Hij was vergeten dat Ewout kwam – hoe is het
mogelijk! Vroeger keek Meindert op naar Ewout, was hij aanhankelijk als een
hondje. Nu hij medicijnen studeert, is hij zeker van zichzelf geworden, terwijl
Ewout, tweeëntwintig al, niets heeft bereikt, geen studie, geen prestatie, geen
vooruitgang en nog steeds bij zijn moeder inwoont.
Ziedaar de overgeslagen mens, de
vergetene. Grauw en vaal in het aangezicht, slobberig gekleed, uitgemergeld,
loopt Ewout bijlange niet meer om de aandacht te trekken; niet meer zoals
weleer nadrukkelijk met zijn lichaam, zijn haar, kaak, sjaal en ogen, krachtig
starend. Nog steeds ziet en interpreteert hij ogenblikkelijk elke verandering in
lichaamstaal, intonatie en blik van anderen.
Vier jaar eerder schreef Ewout
in nauwelijks drie weken tijd een roman in zijn schriftje, 's nachts, rokend en
drinkend. Professor Somsen verklaarde zich bereid Ewouts manuscript te lezen,
ontwaarde zijn talent, diagnosticeerde hem als hoogbegaafd en nam hem onder
zijn vleugels. Dat romannetje moest Ewout voorlopig maar vergeten. Hij moest
eerst een persoonlijkheid worden, weg van de invloed van Sartre met zijn
existentialisme dat geen enkele oplossing bood. De hel, dat zijn niet de
anderen, het is niet 'ik' tegen iedereen. Somsen zou van Ewout een gewervelde
maken, een 'waardevol medemens'. Zoniet zou zijn pupil weleens als Nietzsche
kunnen eindigen, zichzelf opbranden om vervolgens in catatonie te vervallen.
Genadeloos
praat Somsen Ewout schuldgevoelens aan, vernedert hem, breekt hem. Voor hem is
Ewout 'een geval', een willoos object dat hij naar believen kan manipuleren. Na
een hele reeks tests, krijgt Ewout volgende diagnoses voorgeschoteld: paranoia,
decompensatie, degeneratieve psychose, schizofrenie, grootheidswaan, verdrongen
homoseksualiteit, fetisjisme, travestie. Het is voor Somsen duidelijk dat Ewout
slechts wanen en vervormde beelden ziet, 'als in een lachspiegel'. In plaats
van zichzelf te projecteren, zou Ewout beter zijn eigen schaduw en het 'Ding an
sich' achter het fenomeen leren zien. Maar eerst moet hij zijn middelbare
school afmaken én vriendelijk zijn tegen zijn moeder.
Ook Sylvia, Ewouts prille liefde
en zusterziel, moet eraan geloven. Aan de balie van de bibliotheek waar ze
werkt, leerde Ewout dat rustige, verstandige, terughoudende meisje kennen. Ze
keek Ewout aan, niet om te oordelen of te meten, maar om te luisteren.
Misschien kan hij samen met haar wegkijken naar een boek dat hen beiden
interesseert, Der Golem van Gustav Meyrink bijvoorbeeld. Mogelijk kan
Sylvia hem helpen zijn eigen golem – zijn dubbelganger, zijn onderbewuste – te
vinden en te worden wie hij moet zijn. Somsen waarschuwt hem dat zij een
ernstig beschadigd meisje is. Hoofse liefde moet hij haar betonen, zijn driften
beheersen. En wachten, wachten op openbaring en transformatie. Wie is Ewout om
aan zijn leermeester, die Jungs archetypen door en door kent, te twijfelen?
Zonder aarzeling vertrouwt Ewout Sylvia toe aan zijn mentor. Somsen zal haar
behandelen.
Waartoe al dat wachten en lezen?
Na Ewouts decadente jeugdleven, dreigt nu het verval. Oude neigingen steken de
kop op. Wanneer de situatie onherroepelijk uit de hand loopt, de vreselijkste
dingen aan het licht komen en meester en leerling met getrokken zwaarden
tegenover elkaar staan, breekt de hel los. Zoals het een tragische held
betaamt, belandt Ewout Meyster, na een grote cirkel beschreven te hebben waarin
Jungs archetypen, Freuds complexen, Boeddha's verlichting en Nietzsches
kwellingen samenkomen, op ongeveer hetzelfde punt als waar hij vier jaar eerder
vertrokken was.
Wat is er in godsnaam terechtgekomen van 'worden wie je bent', dat immere
streven van Ewout Meyster? Wie zal kunnen voorkomen dat hij zoals Nietzsche
eindigt: blind, verstard, vervreemd? Ewout is leeg, verslagen, hij heeft de
kracht niet meer. Alleen zijn schepper zal hem kunnen redden. Na deze
explosieve en uitputtende afsluiter van een grootse tetralogie, heeft Wessel te
Gussinklo – volgens betrouwbare bron – gelukkig nog iets in petto voor zijn
lezers: het 'romannetje' dat zijn alter ego in drie weken schreef. We kunnen
nauwelijks wachten!
Wessel te Gussinklo: Op weg naar De Hartz, Koppernik, Amsterdam 2020, 504
p. ISBN 9789083048079. Distributie Elkedag Boeken
© 2024 | MappaLibri