Zoals zijn
achternaam aanduidt, stamt de auteur langs vaderszijde uit een Sefardisch (Spaans-Portugees
Joods) geslacht. Hij behoort tot de vierde generatie na de bekering van zijn
voorouders tot het christendom. En zoals zijn voornaam verraadt, die van de
eerste door de Joden vermoorde christelijke martelaar Stephanus, moet er in die
bekeerde Duitse familie weinig van de Joodse gevoeligheid daaromtrent zijn overgebleven. Stephan studeerde echter
theologie aan een aantal gerenommeerde Duitse universiteiten, waar sinds het
einde van de Tweede Wereldoorlog de belangstelling voor het Bijbelse en moderne
Jodendom groot is. Die belangstelling blijkt ook uit interviews en de thema’s
van zijn eerste romans die met het Jodendom en Israël te maken hebben. Net als
de wetenschapper Landauer in deze roman, ook van niet-religieuze Joodse origine,
werkte Abarbanell, zoals zoveel jonge Duitsers van zijn generatie een tijd lang
op een progressieve kibboets. Die positieve ervaring, die in het verhaal bovendien
versterkt werd door een liefdesgeschiedenis met een Israëlische verpleegster,
werd ook in deze nieuwe roman verwerkt.
Het boek zelf leest als een
politieke thriller in de geest van John Le Carré: de jonge Landauer werd tijdens de
moordpartijen in de Palestijnse kampen Sabra en Shatila op de kibboets gered
door een gevluchte Palestijn die zich als christelijk falangist had voorgedaan.
Jaren later, en het kan geen toeval geweest zijn, ziet Landauer deze Palestijn
terug in Berlijn, waar hij een succesrijk zakenman geworden was. De Palestijn
vraagt Landauer, die net uit de Verenigde Staten is moeten terugkeren na een professioneel
schandaal, hem een dienst te bewijzen: kan hij voor hem, die daar te ziek voor
is, naar Beiroet reizen om te onderzoeken wat er met zijn toenmalige geliefde
gebeurd is: werd zij door de falangisten vermoord, samen met de hele familie,
of werd zij als verraadster omgebracht door haar eigen mensen? Of is ze nog
ergens in leven?
Het verhaal springt van het verleden in Libanon en Israël naar het heden
in Berlijn en brengt een aantal thema’s samen die met de geschiedenis van de
regio verweven zijn: de invasie van Libanon door het Israëlische leger in 1982,
de idealistische beginjaren van de Zionistische kibboetsbeweging, de steun van
welvarende Palestijnen in het buitenland voor de gewapende strijd tegen Israël
en, uiteraard, de waakzaamheid van geheime Israëlische diensten als de Mossad
en Shin Bet. Daartussen lopen dan een aantal liefdesgeschiedenissen van de
protagonist, onder meer met een ondernemende en aantrekkelijke Nederlandse
journaliste, Mila, die heel toevallig onderzoek aan het doen is naar deze
wapensmokkel voor HAMAS en andere gewapende verzetsgroepen.
Heel toevallig, en hier wringt
het schoentje, worden al deze thema’s niet alleen in de roman vervlochten, maar
krijgt de lezer bijna een Google-samenvatting van de hele ingewikkelde problematiek.
Het is echt des Guten zuviel. Zo
blijkt de vroegere universiteitscollega van Landauer in de VS ooit de
falangistische folteraar te zijn geweest van die verdwenen Palestijnse geliefde
die dan, weer toevallig, gered werd door de geheimagent van de Mossad, dezelfde
man die zowel Landauer als zijn opdrachtgever in het vizier heeft en daarbij,
nog maar eens toevallig, gebruik kan maken van de informatie die door Mila, de
journaliste, verzameld werd. Om het nog complexer te maken heeft Talia, de
vroegere verpleegster en superzioniste (ze noemde zichzelf ‘een Israëlische
jihadiste’), zich intussen bekeerd tot het radicale Israëlische vredeskamp en
werkt ze samen met de ex-militairen van Breaking
the Silence.
Deze opeenstapeling van toevalligheden, en ik heb er slechts een paar
vermeld, had nog eventueel kunnen verdedigd worden, omdat in het kluwen van het
Midden-Oosten de werkelijkheid vaak ingewikkelder is dan de fictie erover. Wat
echter echt stoort in dit boek is de tweedimensionaliteit van de karakters, die
bijna voorspelbaar clichématig worden voorgesteld, en die voorspelbaarheid
begint na een tijdje te vervelen. Waar de belangrijkste figuren in de romans
van bijvoorbeeld Le Carré of Mankell complexe, tegenstrijdige karakters zijn,
is dit in dit boek hooguit het geval bij de niet zo orthodoxe agent van de
Mossad. Deze uit Duitsland afstammende zionist is weliswaar overtuigd dat
Israël zich met zowat alle middelen moet verdedigen tegen al zijn vijanden (‘Nooit
meer!’), maar kan op momenten heel genuanceerd en menselijk uit de hoek komen. Een
dergelijke gelaagdheid en interne contradictie ontbreekt jammer genoeg bij de
andere figuren in deze roman.
Stephan Abarbanell: Het licht van die dagen, Signatuur,
Amsterdam 2020, 347 p. ISBN 9789056726652. Vertaling van Das Licht jener Tage door Marcel
Misset. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2024 | MappaLibri