Annemarie Estor is de afgelopen jaren op de voorgrond
gekomen met een rijk poëtisch oeuvre dat mythische proporties paart aan
eigentijdse gevoeligheid. Op het vlak van de vorm overschrijdt ze daarmee
doelbewust de traditionele grenzen tussen poëzie en proza (met een roman-in-dichtvorm)
of tussen belijdenis en boodschap. Rijkdom, diversiteit en verschil staan in
haar oeuvre hoog in het vaandel, en ook de scheiding tussen literatuur en
beeldende kunst blijft soms onduidelijk. Ook in haar jongste bundel laat zij
die variatie volop bloeien en schitteren.
Het oeuvre van Estor kan
inderdaad omschreven worden als één lange hymne aan het leven. Die vitale drang
valt echter geenszins samen met het traditionele burgerlijke bestaan.
Integendeel, het gaat erom het menselijke bewustzijn ondergeschikt te maken aan
de levensenergie van de natuur. Estors oeuvre is er een waar fauna, flora, de
vier oerelementen en de mens nauw samenhangen in een zelfde overkoepelende
dynamiek. De ondergeschikte rol van de mens in de natuur leidt ertoe dat dieren
en planten modellen worden. De beeldspraak onderstreept zo het magische
karakter van dit universum, dat elementen uit sprookjes en mythen verbindt met
de krachten van kruiden en de symboliek van dieren. Vanaf de allereerste regels
in de bundel is er sprake van een heks (een alter ego voor het lyrische ik),
die mysterieuze spreuken beheerst en de taal doet uitbreken.
Die bijzondere band met de
natuur vormt overigens een model voor de relatie tussen mensen. De instinctieve
aantrekkingskracht vormt een soort van biologische energie die een tegengewicht
vormt voor de beredeneerde overwegingen. Tegelijk gaat het niet enkel om een
soort van primitieve, dierlijke relatie maar om een gevoel van intens
samenhoren. De mens wordt verbeeld in termen van dieren en planten. Het
titelvers beschrijft bijvoorbeeld een sprookjesachtige passie met een muzikant
die zich niets gelegen laat aan sociale normen en voorschriften. Tegelijk
echter botst die droomwereld vaak met de harde realiteit, want Estor geeft ook
de problemen van deze tijd een plaats in haar poëzie. De overweldigende
overgave aan de ander heeft daardoor ook iets van een vlucht, waardoor de
relatie bij momenten broos wordt en kortstondig. Het ogenblik lijkt een
surrogaat voor de voortschrijdende tijd, net zoals de muziek dat is voor de
rationele ordening van de wereld.
Het is geen toeval dat ook in deze bundel de muziek en de
zang een centrale rol vervullen. Ze staan voor het ontstijgen van het banale,
voor de manier waarop het mysterieuze haast aanraakbaar wordt. De muziek is
daardoor ook een geslaagd beeld voor het poëtische taalgebruik, met zijn
aandacht voor ritme en klank. Estor brengt haar lezers in een roes waaraan ze
zich nog moeilijk kunnen onttrekken. Haar poëzie is tegelijk herkenbaar en
vervreemdend, een lofzang op de verbeelding en de bandeloze overgave.
Annemarie Estor: De
bruidsvlucht, Poëziecentrum, Gent 2020, 53 p. : ill. ISBN 9789056554187
© 2024 | MappaLibri