Zeven keer na een passage in een publiek zwembad (telkens
een hoofdstuk) staat er, met variaties: 'Ik trok mijn baantjes die ik
zorgvuldig telde, waarbij ik met mijn voeten trappelde zoals ik dat had
geleerd, en mijn armen drie keer achter elkaar naar voren wierp voordat ik mijn
hoofd opzij draaide om een hap lucht te nemen...'. De verteller van deze Oude
geschiedenis. Nieuwe versie (achtereenvolgens een man, een vrouw, een kind,
een transgender) neemt vervolgens een douche, trekt een 'grijs, zijdeachtig
trainingspak' aan, opent een deur en bevindt zich in een lange slingerende
gang. Hij begint te rennen:
'Mijn mooie witte sportschoenen
sloegen kwiek tegen de grond, ik ademde makkelijk, blij met de fijne geur van
steen en frisheid, en liep haast op goed geluk vanwege het schimmige licht,
waarin ik slechts vaag de grijze of beige of in elk geval donkere muren zag, en
zo nu en dan ook donkerder zones, ingangen van geheimzinnige tunnels misschien,
of gewoon grote gaten...'
Dit wordt, alsof het een refrein is, het hele boek door
telkens aan een andere droombeleving gelinkt, meer dan dertig keer, met als
slotakkoord: 'Aan het eind van het couplet bleef ik even staan; vlak voor mijn
neus bevond zich een voorwerp, een metalen klink, ik drukte hem omlaag en er
ging een deur open die ik zonder aarzelen volgde'.
En dan start, naargelang van de
omstandigheden, een dromerige of nachtmerrieachtige, een prettige of een
vervreemdende, een angstige of een ronduit gruwelijke beleving die de
verteller telkens in andere ruimtes of
op andere plaatsen brengt. Zo opent hij of zij deuren met klinken naar comfortabele,
al dan niet bewoonde villa's met een grote tuin (blauwe regen tegen de gevel),
een zwembad en een terras, chique en moderne huizen die soms vertrouwd aandoen
(als een thuiskomst), soms verlaten zijn en naar het einde toe verkommerd. Er
is meestal een blond jongetje aanwezig dat met tinnen soldaatjes speelt, een
grijze kat en een mooie blonde vrouw - of als het zo uitkomt en de verteller
een vrouw blijkt, een aantrekkelijke man. Het zouden de ouders van het kind
kunnen zijn. Ze hebben in ieder geval seks, van het eerder casuele soort, steevast
gevolgd door een passage in de badkamer. Meestal klinkt er vanaf de
geluidsinstallatie muziek van Mozart, een pianoconcerto of een aria uit Don
Giovanni. Op de overloop hangt een
reproductie van De vrouw met de hermelijn van Leonardo Da Vinci.
In één geval wordt het koppel tijdens het liefdesspel betrapt door het kind.
We vinden de
vertellers ook terug in hotelkamers, waar zij, ofwel een prostituee (meestal
donker van haar) of een gigolo blijken te zijn die tegen betaling wilde seks
bedrijven met de plots opduikende gast. Nadien wordt er een maal besteld dat op
de kamer wordt gebracht en bestaat uit rauwe vis, gekonfijte vruchten en
gekoeld bier. De seks is hier passioneler, ruwer en ontaardt nogal eens in
regelrechte mishandeling of marteling. Een douche is dan noodzakelijk, soms om
het bloed te stelpen.
Er zijn ook belevenissen met meerdere personen. Tijdens een
receptie bijvoorbeeld waarop bekoorlijke, amper geklede jonge vrouwen op een
tuinterras converseren of in het zwembad dartelen, maar die al gauw uitmondt in
een orgie met een overvloed aan seks, drank en drugs. Of de verteller belandt
in een sportclub voor homo's waar hij, nu als man, eerst aarzelend, dan volop
deelneemt aan de esbattementen. Het Sade-gehalte aan seks, geweld en
machtsmisbruik is hoog en symbolisch voor dit boek dat veel van de Franse
markies heeft geleerd, al was het alleen maar voor de verbeelde en ingebeelde
seks. Ook hier duikt plots het blonde jongetje op, getuige van het drukke anaal
verkeer in de dark room.
Seks wordt in deze opsomming van belevenissen steeds meer
verbonden met openlijk geweld en met oorlogssituaties. In vele gevallen is de
verteller dan een transgender, wat de mogelijkheden om seksuele uitspattingen
te beschrijven merkelijk verruimt. Zo zien we haar opduiken in een Afrikaans
dorp waar ze getuige en slachtoffer wordt van fundamentalistische rebellen die
de kinderen en haar ontvoeren en misbruiken. Een hoofdstuk verder ondergaat ze
een metamorfose en vecht als sluipschutter in een stadsguerrilla waarbij ze, na
eerst een opdringerige medestrijder te hebben gemold, een vluchtende moeder met
kind koelbloedig neerknalt. (Voor de inspiratie werd zonder enige twijfel
gekeken naar gebeurtenissen in Oeganda, Nigeria, Syrië en Libanon.)
Nadat eerst tot man,
dan tot vrouw en ten slotte tot transgender te zijn ontpopt, komt ook het kind
als verteller aan de beurt, eerst om zijn onschuld te verliezen op een sprookjesachtige
zolder na wilde spelletjes en doktertje te spelen met een vreemd meisje. Een
nieuwe beleving brengt de jonge verteller in een bos met een echte boomhut,
vertrekpunt voor een bijna romantisch avontuur dat jammer genoeg eindigt op een
vlot waarop een lijk ligt te rotten. Een volgende deurklink doet het kind in
een door oorlogsomstandigheden verbrand huis belanden, waar een troep
schaamteloze meisjes hem de duivel aandoet. Voorbode allicht van een nog
gruwelijker lot dat het jongetje, samen met een blonde vrouw doet belanden in
een groep angstige mensen die worden weggevoerd naar een concentratiekamp.
Wanneer beiden kunnen ontvluchten worden ze getuige van een massamoord op een
open plek in het bos waarbij gemitrailleerde slachtoffers meteen in een vers
gegraven geul verdwijnen.
Veruit de langste sequentie start in de villa met zwembad
waarin een dood kind drijft en de onverschillige verteller vervolgens met een
cabriolet de Verenigde Staten doortrekt. Een roadmovie en meteen ook een
compilatie van Amerikaanse films. Als verblindend mooie transgender bezoekt zij
een wildwestbar vol geilende mannen, heeft een korte maar heftige verhouding
met een zwarte jongeman en is getuige van de opname van porno, waarbij een
koppel wordt gefilmd dat in een zwembad copuleert en de verteller nadien ook
zelf bij betrokken raakt. Na een bijna idyllisch verblijf in een houten hutje
aan een (Californisch) strand, wordt zij in een disco opgepikt door een knappe
maar meedogenloze gangsterbaas waaraan ze zich met lijf en leden overgeeft. Tot
de man omkomt in een bendeoorlog en de verteller, zoals altijd als het menens
wordt, als uit een boze droom wakker schiet en een lange gang in rent op weg
naar de deur met de metalen klink.
De burgeroorlog na de (Russische) revolutie toont dan weer
het kader waarin de verteller als commandant, verwelkomd door een compagnie
bereden soldaten, de steppebewoners zal terroriseren. Opgepakte dorpelingen die
verdacht worden van sympathie voor de tegenstander worden standrechtelijk
gefusilleerd en in een klein kasteeltje worden de vijanden des volks fris en
vrolijk ter dood gebracht. De verteller zelf verkracht en vermoordt eigenhandig
de jonge en blonde kasteelvrouw en doodt zonder verpinken het naakte blonde
jongetje dat eenzaam in de sneeuw ronddoolt.
Het wordt tijd om weer te
verdwijnen, maar naar het einde toe wordt die vluchtweg precair en moet de
verteller meerdere deuren met klinken proberen vooraleer de juiste opengaat.
Alles lijkt verlaten. De villa is een ruïne. Het behang met de 'goudgele wijnranken'
afgebladderd, foto's van het jongetje liggen overal verspreid. En ook de studio
waar de betaalde seks plaatsvond is volkomen leeg en vervuild. De muur met het
mooie behang is nu een wand van levende anussen geworden. De verteller slaagt
er uiteindelijk in terug te keren naar het begin. Voor de achtste keer duikt
hij in het zwembad, zoals altijd alleen, maar dit keer 'overspoeld door een
groot gevoel van onbeduidendheid'.
Het zijn (voor een deel) de ingrediënten van een op het oog
eenvoudige, maar in feite gecompliceerde constructie die meermaals doet denken
aan een muzikale compositie. Met als basso continuo de telkens terugkerende
thema's, met trage en melodieuze passages, afgewisseld door heftige, dissonante
uithalen, maar wellicht te strak en te repetitief om de aandacht lang vast te
houden. Het is uitputtende lectuur en niet echt een roman te nomen. (In 2012
verscheen een korte versie, waarvan deze tekst een uitbreiding is.) Er is
eigenlijk geen plot. Er zijn geen personages (die identificatie mogelijk
maken), maar eerder anonieme figuren en gestalten zoals die in de verbeelding
ontstaan of in dromen voorkomen. Het boek is in feite een merkwaardige puzzel
met verwijzingen naar dieptepsychologische theorieën en psychoanalytische aannames
die uitgaan van patronen en systemen die geacht worden de mens en zijn
gedragingen te verklaren. De nadruk op water en zwemmen en het zich bijna
continu wassen van de vertellers is zo een van die aannames.
De schrijver zei ergens dat hij
met deze Oude geschiedenis. Nieuwe versie 'de meest wezenlijke
menselijke betrekkingen' wilde onderzoeken. Inzicht scheppen in onze
drijfveren. Op zoek gaan naar de diepere betekenis van lichaam en geest. En
betekenissen zijn er volop, maar dan wel in een overdosis, waardoor juist
betekenisloosheid dreigt. Verwijzend naar het 'gevoel van onbeduidendheid'
waarvan sprake aan het slot kan volgende passage uit het boek misschien iets
verklaren. Op zeker ogenblik plukt de verteller een paardenbloem, blaast de pluisjes
weg en doet tegelijk een wens: 'een wens die zo geheim was dat ik hem aan
niemand kon vertellen, zelfs niet aan mezelf.'
De zeer precieze, maar nuchtere
stijl die Littell hanteert en die, zoals in de nouveau roman de
zichtbare werkelijkheid minutieus en tot in de details tracht vast te leggen,
wekt, net zoals bij zijn verbluffende debuutroman De welwillenden, bewondering op, maar kan toch niet
verhinderen dat de lezer zich op afstand voelt gezet. Voorwerp van
voortschrijdende vervreemding.
Op dezelfde wijze worden, ondanks of juist door die aanpak,
de romans van Michel Houellebecq op de duur oppervlakkig en onwerkelijk. De
pornografische en de soms uitputtende beschrijving van divers seksueel verkeer
hebben beiden gemeen. Lust is hier niet alleen perversie, maar een vorm van
verveling. (Ook hier is Sade hen vooraf gegaan.) Het is trouwens
verbazingwekkend om te midden van die niets aan de verbeelding overlatende
tafereeltjes plots een van zijn droomgestalten te horen zeggen: 'toen deden ze
afschuwelijke dingen met me; maar daar wil ik niet over vertellen'.
Intrigerend maar
overdadig.
Jonathan
Littell: Een oude geschiedenis. Nieuwe versie, De Arbeiderspers, Amsterdam,
2019, 349 p. Vertaling van Une vieille histoire. Nouvelle version door Ilse
Barendregt. ISBN 9789029524742. Distributie L&M Books
© 2024 | MappaLibri