'Are you ready, boots? Start walkin'!'
9+ - 2012 zou weleens als hét
jaar van Bart Moeyaert geboekstaafd kunnen worden. Nadat de schrijver zowat
alle Nederlandstalige jeugdboekenprijzen (meermaals) won, en ook over de
landsgrenzen tal van internationale onderscheidingen mocht ontvangen, bekronen
de nominaties voor twee grote internationale jeugdliteraire prijzen, met name
de Hans Christian Andersen Award (voor de vierde maal) en de Astrid Lindgren
Memorial Award (alweer de negende keer) terecht Moeyaerts gehele oeuvre. Of de
auteur zijn nominaties kan verzilveren, blijft dus nog een jaar afwachten, maar
ze verlenen zijn geheel eigen bijdrage aan de kinder- en jeugdliteratuur alvast
de nodige egards. Meer dan terechte overigens, zo reveleert de lezing van zijn nieuwe roman.
Het bijzonder fraaie omslag van De
Melkweg werd op verzoek van de auteur geschilderd door de Brit Ben McLaughlin.
Het lijkt een onschuldig beeld: drie kinderen op een muurtje schijnen zich te
laven aan wat late zonnestralen. Opvallend genoeg komen slechts de ruggen van
het drietal in beeld, waar ze naar (uit)kijken blijft voor de lezer vooralsnog
raadselachtig. En daarmee raakt dit beeld treffend het hart van Moeyaerts werk.
De broers Bossie en Oskar, en een vriendinnetje uit de buurt, Geesje, hebben
die muur, symbolisch de ‘grens’ tussen het magazijn van ‘Oud IJzer cv’ en de
‘Melkweg’ omgedoopt tot hun ‘clubhuis’. Vanaf de eerste bladzijde baadt het
verhaal in een unheimlich sfeertje; de onderhuidse spanning tussen het drietal
wordt al terloops voelbaar en zal tot een grootse apotheose leiden. Typerend
voor Moeyaerts oeuvre blijft veel tussen de regels verborgen, en openbaren
allerhande aanwijzingen zich slechts bij grondige en gedegen lezing.
De compositie ondersteunt deze inhoudelijke sterkte: de
korte hoofdstukjes dwingen tot een traag leesritme, zodat geen detail verloren
gaat. Dat Oskar opschrikt als de afwezige moeder ter sprake komt, schijnt
misschien een fait divers, maar vormt in werkelijkheid een sleutel tot
interpretatie van gedragingen en reacties van de broers. De impliciete
karakterisering schraagt die idee en draagt bij tot de inhoudelijke rijkdom van
het verhaal. Drie sensitieve personages zijn het, voor wie het leven geen
vanzelfsprekendheid vormt. Eenzaamheid verbindt het drietal. Ik-verteller Oskar
fungeert daarbij het duidelijkst als gevoelig, tobberig jongetje, zoals er wel
meer Moeyaerts oeuvre bevolken (onder andere Ward in Blote handen, of
Bing in Dani Bennoni). Maar ook de uiterlijk onbewogen Bossie lijdt
onder het gemis van de moeder. Geesje stelt het bestaansrecht van de ‘club’
kritisch in vraag. Ze participeert minder aan de plannen van de broers, niet
enkel omdat haar gedachten uitgaan naar haar doodzieke tante, maar ook vanuit
haar positie als einzelgänger: ‘Een club? Ik ben geen club. Ik ben alleen.’
Binnen deze
besloten setting aan het einde van de zomervakantie valt weinig te beleven. Het
observeren van het routineuze wandelingetje van een oude vrouw en haar hondje
vormt zowat het hoogtepunt van de dag. Van hun verschijning wordt een verhaal
gemaakt, compleet met verzonnen namen — Nancy Sinatra en Jeckyll — want
‘als iemand een naam heeft, bestaat hij echt.’ Via deze namen verwijst Moeyaert
naar een van de motto’s uit het boek, een regel uit een songtekst van zangeres
Nancy Sinatra: ‘Are you ready, boots? Start walkin’!’ In tweeërlei opzicht
blijkt het geen gratuit gegeven. De oude vrouw met haar rode laarsjes wordt
mede vanuit deze song geportretteerd: ‘Ze kwam als altijd mijlen achter haar
hond aan, omdat haar voeten dikwijls twijfelden’. Een knappe karakterisering,
waarmee de auteur bewijst dat hij er nog steeds in slaagt om personages met
enkele pennentrekken tot leven te brengen. Tegelijkertijd vormt de tekst een
subtiele verwijzing naar de afwezigheid van de moeder: alvorens het gezin
(tijdelijk) de verlaten, draaide ze precies deze plaat schier eindeloos, als
duidelijke schreeuw om aandacht.
Als de landerigheid van de nazomerse dagen een hoogtepunt
inneemt (‘De hitte maakte onze wereld klein’), introduceert Bossie een gewaagde
weddenschap met als hamvraag wie het eerst overlijden zal, Nancy of haar
teckel. De inzet wordt gemotiveerd vanuit de kinderlijke fantasie: de winnaar
heeft het een dag voor het zeggen. Het werpt een interessante blik op het
verschuivende kindbeeld; van vrij eenzame, onschuldige kinderen naar de
duistere diepten van de kinderziel. Deze gebeurtenis fungeert betekenisvol als
katalysator: de volgende dag zijn Nancy en Jeckyll in geen velden of wegen nog
te bekennen, wat het drietal noodgedwongen uit zijn isolement haalt. Als
Nancy’s antipode opduikt — een jong meisje op slippers dat haar teckel draagt
als een baby — wordt de achtervolging ingezet. Het brengt het trio in een
keurige villawijk, die huiselijke gezelligheid uitademt. Het ontlokt Oskar niet
toevallig de bedenking dat precies dat laatste in hun gezin al lang verdwenen
is. Het consequent volgehouden kinderperspectief maakt die gedachte des te
schrijnender.
Terwijl Oskar verlangt naar de
vertrouwde wereld van het clubhuis (inclusief Geesje), wacht Bossie verscholen
onder de rododendron smachtend op een glimp van het onbekende meisje. Vond
Oskar bij zijn oudere broer tot op dat moment een zekere vorm van steun en
geborgenheid, dan drijft de ontdekking van het meisje expliciet een wig tussen
de broers. Bossie wil zijn aanhankelijke broer niet langer opvangen, noch
fysiek noch via het vertellen van verzonnen verhalen die een (tijdelijke)
vlucht uit de harde realiteit bieden. Oskar probeert de sterke bloedband weer
aan te halen: ‘"Jij denkt dat je bang zijn zomaar kunt vergeten," zei
ik. "Ja," zei Bossie. "Het is een kwestie van oefenen."’
Een niet mis te verstane boodschap, die echter betekenisvol onderuitgehaald
wordt als Oskar toevallig de brieven van de moeder terugvindt, goed verborgen
onder Bossies bed. Zonder het ook maar éénmaal expliciet te benoemen, brengt
Moeyaert treffend de groeipijnen van zijn personages in kaart. Precies die
suggestieve aanpak beklijft des te sterker. De levensechte dialogen, waarin net
zoals elders in het verhaal geen woord te veel staat, vormen meteen het
handelsmerk van de auteur.
De relatie tussen de broers
krijgt een flinke knauw als Bossie doelbewust voor het onbekende meisje kiest.
Calista doet haar naam (die ‘bijzonder mooi’ betekent) alle eer aan, als ze
voor Bossie wel degelijk onweerstaanbaar blijkt. En nadat beide jongens met
Geesjes oogafwijking gespot hebben, én haar tante overleden is, blijkt zij
eveneens onbereikbaar. De wat afwezige vaderfiguur fungeert al evenmin als
toonbeeld van betrokkenheid: in materieel opzicht ontbreekt het de broers nergens
aan, maar aandacht en oprechte interesse zijn ver te zoeken. Als gedreven
journalist bekommert hij zich immers om het ‘grote nieuws’, terwijl Oskar
gaandeweg beseft dat ‘niet al het kleine nieuws onbelangrijk [is]’. Immers, de
gezinssituatie biedt een ongekend potentieel waaraan de vader al te makkelijk
voorbijgaat. En daarmee raakt Oskar een gevoelige snaar: de moeder leed onder
de voortdurende afwezigheid van haar man, wat haar tot drastische maatregelen
noopte. In Italië probeert ze weer orde te krijgen ‘in haar hart en in haar
hoofd.’
Precies het inzicht dat zijn
moeder misschien wel een totaal nieuw leven wil beginnen, zonder haar gezin,
brengt bij Oskar een heftige lichamelijke reactie teweeg. In haar drie brieven
aan het thuisfront blijft de moeder erg oppervlakkig: ze bericht wel uitvoerig
over haar kennismaking met de Italiaanse cultuur, maar zwijgt in alle talen
over een mogelijke terugkeer. Slechts de vraag of haar kinderen zich wel sterk
houden, wijst op de band tussen ouders en hun kinderen, ook al fungeren de
volwassenen niet langer als rolmodel. De langverwachte kentering in het gedrag
van de vader komt er na haar vierde en voorlopig laatste brief. Hij schept orde
in het huishouden en brengt meer tijd met zijn kinderen door. De inhoud van de
brieven wordt gereduceerd tot een laatste vraag, die betekenisvol onvermeld
blijft voor de lezer, maar door Oskar ronduit bevestigend beantwoord wordt. In
een ultieme confrontatie tussen de twee broers kiest Bossie onverwacht voor
Oskar, in weerwil van Calista’s aanwezigheid. En ook de relatie met Geesje
wordt weer in ere hersteld. Erg veel goed nieuws dus, maar een onverdeeld
happy end is het niet. Oskar en Bossie kunnen wel toekomstperspectieven
uittekenen waarin hun moeder opnieuw een beduidende rol speelt, maar nergens
wordt gezegd dat zij weer huiswaarts keert.
De
auteur draagt De Melkweg betekenisvol aan Jacques Dohmen op, zijn
vroegere redacteur bij uitgeverij Querido. Dohmen kan zich, net als de lezer
overigens, enkel verheugen over zo’n psychologisch diepgaand (gezins)portret,
waarin inhoud én stijl een opvallend geslaagde symbiose aangaan. Herkenbare
thema’s en motieven uit eerder werk, de sensitieve personages, de knap
opgebouwde compositie, de uitgepuurde stijl en het poëtisch elan, zijn sterk
aanwezig, zonder dat Moeyaert zichzelf herhaalt. Integendeel, onverkort
literaire kwaliteit afleveren en tegelijkertijd blijven evolueren als auteur:
Bart Moeyaert bewijst met De Melkweg overtuigend dat het wel degelijk
kan.
Bart Moeyaert: De Melkweg,
Querido, Amsterdam 2011, 150 p. ISBN 9789045111926. Distributie L&M Books
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp
© 2024 | MappaLibri