Nicolaas Matsier geniet bekendheid als prozaïst, maar
debuteert nu, op zijn 72ste, met gedichten. Zijn bundel heet Zonder titel zonder jaar, en wil dus
eigenlijk helemaal geen titel hebben. Dat verwijst naar schilderijen of
beeldende kunstwerken die door hun maker niet van een bovenschrift wordt
voorzien dat de interpretatie stuurt, noch van een datering. Dat lijkt ook op
te gaan voor de gedichten in deze bundel, die werk bevat dat in de voorbije
jaren mondjesmaat tot stand gekomen is, weliswaar vaak naar aanleiding van een
of andere gebeurtenis, maar verder volledig op zichzelf functionerend. Matsier
zelf over zijn dichterschap:
‘Ik schrijf nu en dan
een gedicht. Om een etser te eren. Om na te denken over een rivier. Omdat er
iemand jarig is. Vanwege een afscheid. Omdat het herfst is. Omdat het nieuwjaar
is. Omdat er een gedicht moet komen voor bij een ingang, om overheen te lopen.
Is elk gedicht dan eigenlijk een gelegenheidsgedicht? Daar zou ik wel vóór
zijn, ja, om het zo te zien.’
Niet voor niets toont
het voorplat een lappendeken en heet het laatste gedicht uit de bundel
‘Staalkaart’ – dat is namelijk wat je krijgt: een proeve van het kunnen op
lyrisch gebied van de auteur Matsier.
Zonder titel zonder jaar is dus geen hecht gecomponeerde of goed
gestructureerde bundel, maar een verzameling losse gedichten die onderling
nauwelijks samenhang vertonen, al zijn er wel thema’s en motieven die
terugkeren, zoals het fenomeen rivier, waaraan Matsier meerdere verzen wijdt en
met ‘Bedding’ een van zijn mooiste gedichten schrijft. Uiteraard is dat een
metafoor voor het leven en uiteindelijk is dat het thema van deze bundel: de
existentie in al haar facetten.
De discursieve
strategieën die voor de beschrijving daarvan aangewend worden, zijn divers: nu
eens krijg je bedenkingen of observaties, dan weer een gedachte-experiment, in
andere gedichten laat de dichter objecten aan het woord in een monoloog,
beschrijft hij een foto of zien we een kunstenaar aan het werk. Het levert
voornamelijk verhalende, goed begrijpbare poëzie op, in verzen waarin rijm en
binnenrijm als belangrijkste stijlmiddel worden gehanteerd. Maar waar gaat het
dan over? Over een etser, over afscheid, over de herfst, over het nieuwe jaar.
Matsiers verzen komen meestal bij grote momenten, maar er
zijn er ook die mild filosofische vragen stellen of die over meer banale dingen
gaan. Het mooiste gedicht in die laatste categorie is vast ‘Hoe een kat te gaan
missen’, waarin de dichter uitlegt hoe je leven verandert als de poes er niet
meer is. Meestal moeten de gedichten het hebben van hun ideeën, eerder dan van
hun metaforen of stijl, al zijn er uitzonderingen, zoals in het gedicht
‘Maart’, dat prachtige metaforen bevat voor een fenomeen dat bij een mindere
dichter makkelijk tot kitsch zou worden herleid. Matsier dicht:
‘De monochrome winter
knuffelt de knoppen
en stopt ze in
de vlokken hangen
aan de lijnen
als
hagelwitte was’
Is Matsier een dichter? Ja en nee. Zeker is hij de schrijver van een
aantal knappe verzen die herkenbaar zijn voor iedereen en daarom het potentieel
hebben om uit te groeien tot klassiekers in bloemlezingen. Door het
eclecticisme in zowel vorm als inhoud ontbeert hij echter een eigen
dichterlijke stem of visie; doordat hij de gedichten dan weer presenteert als
een samenraapsel en door er enigszins badinerend over te spreken, lijkt Matsier
zelf de poëzie in zijn oeuvre enigszins perifeer te achten.
Nicolaas Matsier: Zonder titel
zonder jaar, De Bezige Bij, Amsterdam 2017, 61 p. ISBN
9789023472902. Distributie WPG Uitgevers
© 2025 | MappaLibri