Loes Hamel was een fenomeen van de jaren zestig in
Nederland: een internationaal gevierd model (voor Cardin), maar in eigen land
ook beroemd voor haar werk in het gezelschap van Ramses Shaffy en op televisie.
Het is misschien niet overdreven om te zeggen dat zij het Nederlandse
equivalent van Twiggy was: een iconisch fotomodel dat ook over talent als
zangeres en cabaretière beschikte. In 1974 werd haar jonge leven brutaal in de
kiem gesmoord toen ze overleed aan kanker. Deze innemende en tragische figuur
verdient zo stilaan haar eigen biografie. Tot het zo ver is, kan dit boek van
Jan Cremer misschien al voor een stukje de lacune vullen.
In de jaren zestig had Hamel, die gehuwd was met acteur
Jules Hamel, een intense knipperlichtrelatie met het controversiële
schilder-en-schrijf-fenomeen, die zelf trouwens van de ene problematische
relatie in de andere rolde, daarbij een spoor van al dan niet erkende kinderen
achterlatend. Het minste wat je kunt zeggen, is dat Cremer, beduveld door
bindingsangst en een existentiële vluchtreflex waarover hij reeds in eerder
werk getuigde (‘Sinds ik kan lopen, loop ik weg,’ schrijft hij in Sirenen), Hamel niet bepaald fatsoenlijk
heeft behandeld. Naar eigen zeggen liet hij veel van haar brieven ongeopend,
heeft hij er ook veel vernietigd, en heeft het een halve eeuw geduurd voor hij
eindelijk een pakket met haar correspondentie ter hand durfde nemen.
Wat hij las, brak
zijn hart. Loes Hamel was, zo luidt het hier, de liefde van zijn leven
(benieuwd wat echtgenote Babette daarvan denkt). Met Sirenen, het tweede luik van zijn revisionistische autobiografische
trilogie Odyssee, heeft Cremer
geprobeerd een monument op te richten ter harer herinnering. Daarin probeert
hij eerlijk en open de balans op te maken van hun turbulente relatie. Hij heeft
ook een aantal van Hamels brieven aan hem opgenomen, en deze documenten zijn,
misschien niet toevallig, de meest beklijvende bladzijden in het boek. Ze
brengen heel naakt en eerlijk verslag uit van de verwarring, bindingsangst en
paniek, maar ook van de alles verterende liefde die tussen deze twee twintigers
woelden.
Allebei jong en mooi en veel te
beroemd voor hun eigen goed, vrijgevochten geesten in een cultuur die, ondanks
de golf van bevrijding, nog steeds heel bekrompen was, en beiden hoegenaamd
niet klaar om iets anders dan een puinhoop te maken van wat inderdaad misschien
de liefde van hun (in Hamels geval al te korte) leven kan zijn geweest. In zijn
reconstructie van hun relatie spaart Cremer zichzelf niet, al staat zijn over
alles heen torenende ego soms nog in de weg van het zelfinzicht dat in Hamels
brieven vaak zeer lucide naar voor komt. Maar net als in Fernweh, het eerste deel van de Odyssee-cyclus, is hier duidelijk een
gelouterde Cremer aan het woord die, in de winter van het leven, de kans te
baat neemt om toch iets van de schade ongedaan te maken, al is het maar
symbolisch en als papieren getuigenis, die zijn jeugdige bravoure heeft
aangericht. Men kan zich dan ook afvragen of deel drie van Odyssee het onderwerp zal aansnijden dat in Cremers
automystificatie het meest op de achtergrond is gebleven, maar dat hem
hoegenaamd niet onberoerd kan laten: zijn kinderen.
Dat Hamels brieven de lezer zo
sterk raken, betekent niet dat Cremers verhaal eromheen niet krachtig is.
Integendeel. De eerste bladzijden starten wat sentimenteel, en even vreest de
lezer dat een verkeerde toon wordt gezet (verkeerd omdat het sentimentele
register Cremer hoegenaamd niet af gaat). Vanaf het tweede hoofdstuk (eigenlijk
hoofdstuk 155, want de nummering sluit aan bij Fernweh, ook al staat Sirenen
narratief helemaal op zichzelf) schakelt Cremer echter in versnelling en
schildert hij een buitengewoon levendig portret van zijn relatie met Hamel en
de complexe context waarin die zich ontrolde.
Een cruciale factor in die context is Hester, de vrouw met
wie Cremer twee kinderen heeft en die langzaamaan wegzinkt in een psychose en
de sociale marginaliteit. Hester komt uit deze bladzijden naar voren als een wandelende
pathologie met een buitengewoon vermogen om zich strategisch te laten
bezwangeren. Het feit dat ze Cremers kinderen baarde en dat hij regelmatig (al
dan niet door plichts- of schuldbesef) naar haar terugkeerde, suggereert dat er
ook een andere kant aan Hester moet zijn geweest, een aantrekkelijker en
menselijker kant. Cremer vertikt het echter om zich op dat front bloot te geven
en verwijst systematisch naar Hester met de letter H; het is integendeel Hamel
die Hester in haar brieven bij naam noemt en ook de menselijkheid van die
getormenteerde vrouw voor ogen probeert te houden. Die menslievende en warme
kant van Hamel werkt Cremer soms op de zenuwen, want zijn eigen gesteldheid was
er een van principieel wantrouwen en misantropie, maar we kunnen niet
uitsluiten dat Cremer zich hier bewust hard opstelt tegenover Hester als een
stilistische ingreep om de humane inborst van Hamel positief met zijn eigen
houding te laten contrasteren.
Toch is het boek in eerste instantie ook literatuur. Zoals
reeds werd aangegeven, loopt de hoofdstuknummering van Fernweh door. Er zijn nog andere overeenkomsten. Beide boeken
steunen op biografische bronnen die op een of andere manier onbereikbaar zijn.
In Fernweh was dat de autobiografie
van Cremer senior, die door Cremers moeder was vernietigd. In Sirenen zijn dat de brieven van Hamel,
waarvan Cremer althans beweert dat er een groot aantal verloren of vernietigd
zijn. Maar het zijn wel die brieven die de aanleiding vormen voor het boek en
waar het boek ook omheen is geconstrueerd.
En waar Fernweh
de genealogische wortels van Jan Cremer probeerde te reconstrueren, vertelt Sirenen het verhaal van een jongeman
die, als Odysseus, op drift slaat wanneer hij zich heen en weer getrokken weet
tussen de lokroep van verschillende vrouwen. Want naast Loes en Hester treden
nog andere min of meer regelmatige vriendinnen op in dit boek, niet het minst
Jayne Mansfield en balletdanseres Perrine, ook al zwanger van Cremer. Tragisch
genoeg is Hamel zowat de enige vrouw op Cremers weg die geen kind van hem
krijgt: haar zwangerschap moet wegens medische complicaties (waar Cremer vaag
over blijft) worden onderbroken, waarna de roddelpers zich als een misselijke
zwerm aasgieren op de kwetsbare Loes stort.
Sirenen is een boek dat hard binnenkomt. Het is ook een
buitengewoon sterk boek, en een waardige opvolger van Fernweh. Cremer is hier op zijn best, zijn proza raast maar voort,
maar toch slaagt hij erin om beelden, situaties en mensen levendig te schetsen,
de lezer te raken met zijn existentialistisch humanisme, en een portret van
Hamel te creëren waaruit ze als een interessante, intelligente en complexe
persoon naar voor komt. Ik had het boek liefst in één ruk meteen uitgelezen,
maar het nachtelijke uur van twee en de fysieke eis tot nachtrust dwongen deze
lezer tot een korte onderbreking.
Sirenen is een Cremer grand
cru en een pakkend en overtuigend menselijk document. We zijn benieuwd op welke
kusten Cremer in het afsluitende deel van de Odyssee-trilogie zal stranden en of de eeuwig picaresk zwervende
eenzaat en seksuele Superbink zich toch nog tot een Heimat en vaste sponde
bekent.
Jan
Cremer: Sirenen, De Bezige Bij, Amsterdam, 2017, 233 p. ISBN 9789023443582.
Distributie: WPG Uitgevers
© 2025 | MappaLibri