De debuutbundel van Joost Baars is het product van een
intelligent dichter, die precies weet waar hij mee bezig is. Dat blijkt al uit
de opbouw en de keuze van enkele relevante motto’s (ontleend aan filosofen-theologen
maar ook aan verwante dichters), maar nog het meest uit de zorg die aan de
verwoording en de structuur van deze verzen is besteed. Baars legt blijkbaar
een voorkeur aan de dag voor tweeregelige strofen, maar de bundel bevat ook andere
strofevormen en occasioneel zijn er zelfs voorzichtige typografische
experimenten. Kortom, het vakmanschap van de dichter en zijn doordachte project
valt op iedere bladzijde te onderkennen. Die aandacht voor het poëtische metier
komt al naar voren in het eerste programmatische gedicht, waar het schrijven
van lyriek wordt geassocieerd met een tapijt of een baby, maar tevens in
verband wordt gebracht met de kosmische wormgaten of de zwaartekracht. Het
dichterlijke ik is, met andere woorden, zelfbewust maar tegelijk blijft het
zich ook bewust van de bescheiden plaats die het inneemt in een globale
ordening.
Dezelfde
aandacht voor de vorm en voor details valt ook op bij de manier waarop de
dichter aan klassieke thema’s een nieuw accent geeft. Details en gebeurtenissen
worden op een pregnante manier verwoord, vaak zo dat ze symbolisch extra
betekenis krijgen. De gedragen toon van het vers onderstreept dat rituele
karakter van de poëtische taal, en de vele enjambementen en verspringingen
voegen haast allemaal iets aan die betekenissen toe. De lezer moet immers
voortdurend halt houden tijdens de lectuur, waardoor geïsoleerde elementen
extra aandacht krijgen.
Die vakkundige
schrijfpraktijk krijgt al meteen monumentaal gestalte in de titelreeks van de
bundel, ‘Binnenplaats’. In de gedichten wordt telkens een ‘Jij’ aangesproken
(met hoofdletter), die duidelijk goddelijke trekken heeft maar niet meteen
vanzelfsprekend is. Die Jij is beurtelings het object van liefde en fascinatie,
maar evenzeer van tegenspraak en weerstand. De dood is in deze verzen overigens
nooit veraf, met onder meer een in memoriam voor de dichter-criticus Hans
Groenewegen en de allusies op een levensbedreigende ervaring van een geliefde
vrouw. Tegelijk valt de vertrouwde, haast intiem-hymnische toon van deze verzen
op. Die aanwezigheid van wat men geleerd ‘het transcendente’ zou kunnen noemen
– het geloof in iets absoluuts dat bij momenten religieuze contouren krijgt –
is ook in de andere afdelingen van de bundel merkbaar. De binnenplaats wordt
daardoor niet alleen een symbool voor het ik, maar ook een ruimte die de
aandacht vestigt op de lucht, op de hoogte, op het andere.
Toch is deze lyriek allesbehalve
narcistisch. Integendeel, zoals in de eerste reeks vrijwel alle aandacht
uitgaat naar het aanroepen van de ‘Jij’ treedt de dichter doorlopend in gesprek
met anderen. Zo figureren verderop uiteenlopende figuren als Karl Marx, Hannah
Arendt maar ook Tom Waits. Dat leidt tot laconieke ontmoetingen met hun persoon
en hun ideeën. Boeiend is vooral de manier waarop persoonlijke contacten worden
geëvoceerd, alsof de dichter rechtstreeks met hen in contact kan staan. Net
zoals in de titelreeks is die aanspreking een centrale stijlfiguur om de lezer
zoveel mogelijk bij de in de gedichten opgeroepen sfeer te betrekken.
In dat verband is het
tegelijk typerend en opmerkelijk dat Baars in zijn debuut ook vertalingen heeft
opgenomen van enkele klassieke sonnetten van de religieuze Engelse dichter G.M.
Hopkins, waarin de wanhoop wordt uitgezongen. Qua toon en idioom wijken deze
verzen duidelijk af van de eigen gedichten, maar inhoudelijk vormen ze
omzeggens de logische uitloper van wat de dichter intens bezighoudt. De
slotreeks laat dan weer een zeker vertrouwen zien in het bestaan en de
toekomst. Hier worden allerlei vogels aangesproken, want hun leven roept bij
het dichterlijke ik allerlei vragen op.
Baars heeft naar eigen zeggen
lang gewerkt aan dit debuut, en die incubatieperiode heeft duidelijk vruchten
afgeworpen. Hier komt een voldragen dichter aan het woord. Zowel formeel als
inhoudelijk bereikt hij een diepgang die men niet zo vaak bij een debuutbundel
aantreft. Tegelijk vallen ook wel verschillen op, die erop wijzen dat de
dichter in volle ontwikkeling is. Mede daardoor lijkt Binnenplaats nog maar de prelude op het oeuvre dat moet volgen.
Alweer een dichter om in de gaten te houden, dus. Baars was met Binnenplaats laureaat van de VSB Poëzieprijs 2018, de 24ste en laatste editie.
Joost Baars, Binnenplaats. Van
Oorschot, Amsterdam 2017, 89 p. ISBN 9789028261877. Distributie Elkedag Boeken.
Meer besprekingen over VSB Poëzieprijs 2018
© 2025 | MappaLibri