9+ - Sommige titels vertellen een heel verhaal. Zo ook Onder mijn matras de erwt van Ted van
Lieshout. Er is de fascinerende suggestie van een ik-persoon die iets weet wat
anderen niet weten, iets dat zeurt en in de weg zit, maar ook een zekere status
in zich draagt. Er is immers de verwijzing naar het sprookje, een domein
waarmee Van Lieshout ook in Driedelig
paard (2011) creatief aan de slag ging. En er is die sprekende
vormgeving, waarbij handgeschreven letters over de close-up van een geboetseerd
hoofd zijn geschikt – met ingekleurde letteropeningen, zoals kinderen dat soms
doen.
In 35
‘gedichten & portretten’ (van 15 poppen) zet Van Lieshout de gedachten en
ervaringen neer van een meisje op de grens van de puberteit. Het volgehouden
ik-perspectief en de terugkeer van herkenbare sleutelervaringen zoals de
relatie met haar oma, de worsteling met het uiterlijk, de scheiding en nieuwe
liefdesrelaties van haar ouders maken van Onder
mijn matras de erwt een overtuigende ‘gedichtenroman’. Met elk gedicht
geraakt de ik-verteller verder ingekleurd en groeit de waardering voor het
vermogen van Ted van Lieshout om zo onder de huid van een kind te kruipen.
Anders dan in
een bundel als Wij zijn bijzonder
misschien zijn wij een wonder (2012) hanteert de auteur hier geen vaste
versvorm. Zo is het eerste gedicht, waarin de ik-figuur uit haar kindertijd
stapt en letterlijk speelt met de macht in liefdesrelaties, niet toevallig een
aftelrijmpje:
‘De derde zeurde aan mijn kop en
wou steeds met me mee.
Die liet ik achter in de tuin. Toen had ik
er nog twee.’
Verderop volgen enkele
blokgedichten, de vorm die Van Lieshout verkende in Driedelig paard. Sprookjesmotieven, treffend ingezette herhalingen
en enjambementen keren ideeën om en om, zodat de gedachten van dit meisje
allerminst beperkt blijven tot de kindertijd. De seksualiteit van de volwassene
en de relatie tussen ouder en kind worden getoond en in vraag gesteld:
‘Hij blijft altijd
mijn vader, maar eeuwiger de man
die denkt
dat dames hem harder nodig hebben dan ik,
als
het avond is en het bed voelt koud. Ik begrijp
het al sinds hij
vertrok. Zijn kind is oud.’
Net als elders in
zijn oeuvre neemt Van Lieshout zijn lezer ernstig: de toon is soms bikkelhard,
de teksten vaak tot het bot uitgebeend. Dat maakt Onder mijn matras de erwt zeker niet gemakkelijk, maar het verhaal
van deze ik-figuur is dwingend – en zoals een echt gesprek klinkt het nog dagen
na.
Het duurt amper enkele gedichten om vast te stellen dat elk
poppenportret visueel verwijst naar de tekst: bij ‘zeven keukens’ is de pop met
keukendoeken getooid, de pop bij ‘elf treden’ draagt een stofdoek, het hoofd
bij ‘aan tafel II’ is getooid met een doorgesneden spitskool.
Hoe letterlijk ze ook aan de tekst lijken te zijn
aangepast, zo bevreemdend werken de close-ups. Binnen de bundel lijken ze
eerder te voorkomen dat je helemaal meegaat in de wereld van de ik-figuur, dan
dat ze dat bevorderen. ‘Vijftien poppen’, een zoekende ik en een verwrongen
ouderrelatie – ga jij er maar mee aan de slag, zo lijkt de bundel te zeggen.
Hun sterke expressie en de onvermijdelijke neiging om ze emoties en
karaktertrekken toe te dichten maken van deze geboetseerde hoofden met glazen
knikkerogen een studie van de menselijkheid op zich. Dubbeltalent Van Lieshout
toont zo – alweer – wat de relatie tekst en beeld vermag.
Opvallend is de toevoeging aan
het eind van de bundel ‘over de poppen’. Niet alleen verklaart Van Lieshout
daarin hoe ze zijn ontstaan en hoe hij te werk ging, hij roept de lezer ook
expliciet op om zélf met poppen aan de slag te gaan en ze te portretteren. Zo
opent hij opnieuw de weg naar interactie met de lezer, die sinds zijn
beeldsonnetten sterk is toegenomen en geeft hij het performatieve element
expliciet een plek in de leeservaring. Het is geweldig vast te stellen hoe Ted
van Lieshout lezer en literair veld blijft uitdagen.
Ted van Lieshout: Onder mijn
matras de erwt, Leopold, Amsterdam 2017, 89 p. ill. ISBN 9789025864989.
Distributie WPG Uitgevers
© 2024 | MappaLibri