2017 was voor Tommy Wieringa een vruchtbaar jaar. In maart
verscheen De dood van Murat Idrissi
en in oktober was het de beurt aan De
heilige Rita. In deze laatste roman volgen we het wel en wee van het
49-jarige hoofdpersonage Paul Krüzer die al zijn hele leven bij zijn vader in
Mariënveen woont. Deze fictieve plaats situeert zich op de grens tussen
Nederland en Duitsland en wordt omschreven als een verstild dorp waar de tijd
is blijven stilstaan:
‘Dat was de stand van zaken in
dit deel van het land: wel een wolf, maar geen pinautomaat. Die hadden ze uit
het dorp weggehaald. Te weinig transacties. […] Als je wilde, kon je nu tot
vijftig euro extra pinnen bij de Plus. Zo leefde je in een krimpregio om de
gebreken heen’.
Paul is wat men noemt een achterblijver: hij is in zijn geboortedorp
blijven wonen en heeft zijn ouderlijke huis nooit verlaten. Daaruit vloeien de
twee centrale thema’s van de roman voort: migratie en generatiekloof.
Het thema migratie
vormt een rode lijn in het oeuvre van Wieringa. In het al genoemde De dood van Murat Idrissi of de veelgeprezen
prijswinnaar Dit zijn de namen
bijvoorbeeld spelen vluchtelingen een centrale rol. In De heilige Rita is het thema migratie voornamelijk vanuit het
omgekeerde perspectief benaderd, namelijk dat van Paul, die nooit elders dan in
Mariënveen heeft gewoond. Hij is diegene die geconfronteerd wordt met hoe
anderen naar zijn dorp immigreren en hij observeert welke impact dat op het
leven daar heeft.
In feite kan Paul weinig
positiefs over de ingeweken buitenlanders vertellen en dat is mede gegroeid
door een traumatische ervaring uit zijn jeugd. Bij een vliegtuigongeluk belandt
een Russische man in de tuin van de Krüzers en nadat die van zijn verwondingen
hersteld is, trekt hij bij de familie in. Van het een komt het ander: de Rus en
de moeder van Paul worden op elkaar verliefd en verlaten Mariënveen, waardoor
Paul en zijn vader alleen achterblijven. Op die manier werd Pauls moeder hem op
jonge leeftijd afgenomen en het feit dat hij daarvoor de Rus verantwoordelijk
stelt, maakt dat hij voor Russen geen enkel goed woord over heeft. Wanneer hij een
Russische man op café ontmoet, kan hij dan ook niets positiefs in hem zien:
‘Toen Paul Krüzen uit gespreksflarden opmaakte dat het om
een Rus ging en niet om een Pool, knorde hij van afkeuring. Russen, hij moest
ze niet, hier niet en in de all-inclusiveresorts in Thailand of de Filippijnen
niet, waar hij eens per jaar een paar weken met Hedwiges Geerdink verbleef’.
Ook andere
nationaliteiten die naar Mariënveen komen, moeten het na een zekere tijd
ontgelden. Zo is er de Thaise Lalita, die Paul in een bordeel had ontmoet en op
wie hij stapelverliefd was geworden. Ze was bij hem ingetrokken, maar
profiteerde van zijn financiële goedheid. Het duurde dan ook niet lang voor hij
haar aan de deur zette. Verder is er ook de Pool Adamczyk, op wier diensten
Paul een beroep doet wanneer hij zijn inboedel wil laten beveiligen met
camera’s en hoogtechnologische snufjes. Op de volgende afspraak komt de Pool
niet opdagen en hoewel het in roman niet expliciet wordt vermeld, past het
binnen Pauls visie dat op dergelijke buitenstaanders niet kan worden gerekend.
Tot slot zijn ook de Chinezen aan de beurt, die voor ‘ondankbare hondenvreters
en ei-voor-kip-verkopers’ worden uitgescholden, wanneer ze besluiten om hun bar
in Mariënveen te sluiten en naar Arnhem te verhuizen.
Veeleer dan echte klachten aan
het adres van de immigranten moet Pauls afkeuring beschouwd worden als een
confrontatie met zichzelf: ‘Zo gingen zijn verwijten rond, wrokkig en bedroefd,
de lamentatie van een achterblijver’. Daaruit blijkt dat Paul allesbehalve
tevreden is met zijn huidige levenssituatie. Dat hij bij zijn vader is blijven
wonen, is door het vertrek van zijn moeder organisch gegroeid. Eerst zorgde
zijn vader voor hem en naarmate de tijd verstreek, werden de rollen omgekeerd.
Op die manier verspeelde Paul de kans op een zelfstandig bestaan. Dat dit zou
gebeuren, is iets wat hij al vroeg beseft:
Nadat ze die avond het eerste
gedeelte van Emmanuelle zagen,
realiseerde hij zich dat zijn vader en hij zich feitelijk in hetzelfde schuitje
bevonden. Na het vertrek van zijn echtgenote had zijn vader zich niet meer met
andere vrouwen beziggehouden. Ze waren een mannenhuishouden en het leek
ondenkbaar dat er zich ooit nog een vrouw in het besognes zou mengen.
De verstandhouding
tussen vader en zoon loopt duidelijk niet altijd op wieltjes. Hoewel Paul zich
als een goede mantelzorger gedraagt, is van een hartelijke relatie geen sprake.
Vaak praten ze naast elkaar heen en Paul ergert zich op verschillende momenten
aan de traditionele gebruiken van zijn vader. Hij wil er zich dan ook graag van
distantiëren:
Lang
geleden had Paul pasta en rijst aan het menu toegevoegd, zijn opstand tegen het
regime van aardappelen. Al hield hij zelf ook het meest van aardappelen, je
moest je ertegen verzetten. Je werd er simpel van.
Het is weliswaar pas naar het
einde van de roman toe dat blijkt hoe verbitterd Paul tegenover zijn vader
staat:
‘Dus ze
zorgen goed voor je?’ vroeg hij. ‘Uit de kunst,’ zei zijn vader.
‘Toppersoneel.’ […] ‘En als je ’s wat nodig hebt, geen probleem hoor, meneer
Krüzen. Topservice, ik kan niet anders zeggen.’ Een beetje zoals thuis dus,
dacht Paul bitter, die zich niet kon herinneren ooit één woord van waardering
gehoord te hebben.
Toch valt door de roman heen op hoe sterk hij op zijn vader lijkt. Ze
delen hun scherpe afkeer voor Russen, blijken allebei onderhevig te zijn aan
een uiterst sterke vorm van heimwee en kiezen in tijden van nood voor het
gebed, ook al stond Paul eerder wat schamper tegenover religie: ‘En zat Paul
vroeger achter in de kerk te hartenjagen, nu bad hij voorin om wraak’.
Het thema van de
generatiekloof komt ook herhaaldelijk in andere romans van Wieringa terug en
vormt dus een andere rode lijn in zijn oeuvre. In Joe Speedboot bijvoorbeeld is zichtbaar hoe een jongere
generatie zich met afwisselend succes van hun ouders onafhankelijk wil maken en
ook in De dood van Murat Idrissi zet
Thouraya zich fel af tegen de levensstijl van haar ouders.
De vertelkracht van Wieringa
zorgt ervoor dat De heilige Rita
aangenaam en vlot wegleest. De schrijfstijl van de roman is gezapig en
gebalanceerd. Dat het verhaal niet chronologisch wordt verteld, zorgt daarnaast
voor een zekere spanningsboog. Wieringa wisselt af tussen scènes uit Pauls
jeugd en diens volwassen leven. De afkeer die Paul voor Russen heeft,
bijvoorbeeld, laat zich pas later verklaren wanneer de scènes over het
vliegtuigongeluk en de scheiding tussen zijn ouders worden verhaald. Ook de
verklaring voor de titel van de roman is iets wat in mondjesmaat wordt
aangereikt en pas naar het einde van de roman helemaal duidelijk wordt.
Toch dringt de vraag zich op of Wieringa zich hier wel op
zijn sterkst laat zien. Doordat het verhaal vrij breed uitgesponnen is,
verliest het eigenlijk wat van zijn scherpte: het verhaal creëert zichzelf
zonder dat de lezer echt veel moeite moet doen. Mij lijkt het dat Wieringa
overtuigender was in De dood van Murat
Idrissi, waar hij een veel suggestievere pen hanteerde.
Tommy Wieringa: De heilige Rita,
De Bezige Bij, Amsterdam, 2017, 285 p. ISBN 9789023458753. Distributie WPG
Uitgevers
Meer besprekingen over Tommy Wieringa
© 2024 | MappaLibri