Een glas woede

De Braziliaan op leeftijd die hier over zichzelf vertelt, laat zich meteen kennen als een meticuleuze rapporteur van het eigen denken en handelen en, in het latere verloop, van zijn waanbeelden en obsessies. Er is nog geen vuiltje aan de lucht wanneer hij op zijn finca een date heeft met zijn veel jongere geliefde, journaliste bij een populair blad: ze ontmoeten elkaar, kruipen samen in bed, douchen samen, brengen de nacht door, ontbijten samen.
 
Maar dan slaat het ‘noodlot’ toe. Tot zijn ontsteltenis merkt hij plots dat de mieren in zijn tuin een gat hebben gevreten in de haag. Dat is méér dan voldoende om hem in dolle razernij te doen uitbarsten, waarbij alles en iedereen eraan moeten geloven. In de eerste plaats dan zijn lief, net toen die op het punt staat te vertrekken. Hij slingert haar allerhande scheldwoorden naar het hoofd zoals ‘schijtjournalistje’, ‘trut’, ‘flutintellectueeltje dat in bed van toeten noch blazen weet’, en andere lieflijkheden. Waarop zij beheerst maar gevat riposteert door hem zijn fascistoïde aard te verwijten, zijn ‘overbodige wispelturigheid’, zijn eenzelvig omgaan met de oudere dag.
 
En het onzinnige dispuut escaleert verder, om te belanden op het delicate terrein van de samenleving: zij werpt hem zijn doelloos bestaan voor de voeten, zijn manische obsessie vanwege godbetert een ligusterhaag; waartegen hij, van zijn kant, zich verweert door haar te klasseren onder ‘de bevoorrechte lui die zich vermommen als volk’. Dat leidt tot een robbertje bekvechten over de dictatuur en de tegenpool daarvan, ‘de andere orde’ die er zit aan te komen. Niet te vergeten dat in 1978, het jaar waarin de novelle in Brazilië wordt gepubliceerd, het dictatoriaal regime in dat land aan het afbrokkelen is en de pers opnieuw meer vrijheid geniet. Binnenskamers gekoesterde oprispingen krijgen daardoor de vrije baan en laten de auteur toe om via de hoofdfiguur lucht te geven aan zijn donkere kijk op die ‘wanordelijke’ wereld waarin wij leven:
 
‘Als het onmogelijk is normen en waarden te ordenen, ruimt niemand het huis van de duivel op’.  
 
Dit mag dan al wat hermetisch klinken, maar in het Brazilië van die dagen zal men het wel begrepen hebben. O ja, en hoe het verhaal uiteindelijk afloopt? Zoals het begon. De storm gaat liggen, het wordt business as usual. Er is nauwelijks enige averij. Schijnbaar toch.
 
De stuwing die dit verhaal voortdrijft, is opmerkelijk. Dat komt doordat niet enkel de kortere hoofdstukjes waarmee het boek aanvangt maar ook het ganse centrale deel waarin de uitbarsting plaatsvindt (45 pagina’s. lang!), telkens uit één ellenlange zin bestaan die opgebouwd wordt met behulp van opeengestapelde, hoofdzakelijk nevengeschikte gedachtefragmenten. Daardoor wordt een permanente nervositeit in stand gehouden die illustratief te noemen is voor het wankel existentiële evenwicht van de man in kwestie en dat, op literair niveau dan, als een besmetting wordt overgedragen op de lezer. Intrigerend.
 
Van Ruandan Nasser verscheen samen met deze novelle ook de roman Bijbelse landbouw, eveneens oorspronkelijk in 1978 verschenen en nu voor het eerst vertaald.
 
Raduan Nassar: Een glas woede, Prometheus, Amsterdam 2017, 72 p. ISBN 9789044634327. Vertaling van Um copo de cólera door Harrie Lammens. Distributie: WPG Uitgevers 

© 2024 | MappaLibri