14+ -
De 16-jarige Petula De Wilde is een pessimiste en fataliste in hart en nieren,
gekarakteriseerd als ‘ongelukkige, creatieve loner met een duistere kant en
weinig sociale vaardigheden.’ Ze lijdt aan smetvrees en gegeneraliseerde
angstaanvallen, volgt ‘creatieve therapie’ om traumatische jeugdervaringen te
verwerken. Jacob Cohen, nieuweling op school en zelf gebukt onder een
psychische en fysieke kwetsuur, zoekt voorzichtig toenadering. Vanaf dat moment
volgt een doorzichtig en voorspelbaar verhaalverloop: uiteraard worden beide
getormenteerde zielen verliefd, en helpen ze elkaar over hun besognes heen.
Petula leert weer anderen vertrouwen, verklaart haar angstaanvallen vanuit het
overlijden van jongere zus Maxine, waarvan ze zichzelf de schuld geeft. Wanneer
alles zich ten goede lijkt te keren, duikt vanzelfsprekend een nieuwe obstakel
op: Jacob blijkt een duistere geheim met zich mee te dragen.
Nielsen doet verwoede
pogingen om Petula als volwaardig karakter te portretteren, maar slaagt daarin
slechts ten dele. Vooral het nodeloos overdrijven van Petula’s stoornissen in
een geforceerde poging om grappig te zijn, is daarbij problematisch. Niet
alleen zijn angstaanvallen in realiteit zelden humoristisch, Nielsen mist een
belangrijke kans om een diepgaand, genuanceerd en vooral respectvol portret
‘van binnenuit’
te schrijven. Ondanks de zwartgallige thematiek
evolueren inhoud en stijl naar een feel
good-boekje: zowel Petula als Jacob leren
inzien dat het leven weer de moeite waard is. Nielsen graaft niet erg diep,
focust op de nasleep van de traumatische ervaringen van haar protagonisten, die
ze echter onvoldoende kadert. Haar personages ontwikkelen zich gaandeweg steeds
sterker tot wandelende clichés die slechts een doorzichtig rolletje spelen in
een vooraf bepaald script. Het blijft allemaal behoorlijk oppervlakkig, mist
inlevingsvermogen en empathie.
Nielsen hanteert een ongedwongen vertelritme, met slechts weinig
stilistische uitdaging. De vele verwijzingen naar films en literatuur blijken
slechts geforceerde pogingen om het magere verhaal van intertekstualiteit te
voorzien. Nielsen slaagt niet in haar opzet omdat ze de verwijzingen niet in
ruimere context inbedt, slechts als gratuite frasen opneemt. Bij monde van haar
weliswaar getroebleerde, maar niettemin snedige protagonisten bedient de auteur
zich van een keur aan overdrijvingen en hyperbolen. Beproefde stijlmiddelen om
een toch al voortkabbelende verhaaltje van humor te voorzien. Nielsen creëert
slechts een vlot weglezend verhaaltje, dat nergens beklijft. Enkel het einde
biedt een zeker tegengewicht; ondanks alle verwachtingen zwicht de auteur niet
voor een happy end, en dat siert haar. Het leven is niet bepaald eenvoudig,
bedenkt Petula op de laatste bladzijde, ze kan er alleen maar het beste van
hopen. Een realistisch gegeven, dat echter een ongemotiveerde stijlbreuk vormt
met het lichte toontje
elders.
Net zoals de voorganger Wij zijn allemaal moleculen (2016)
is dit weer een vrijblijvend verhaaltje, dat
weinig tot geen enkele indruk nalaat. Publishers Weekly omschreef Nielsens vijfde roman als ‘Her best work to date.’ Ik stel me dan oprecht vragen over de (literaire) kwaliteiten van
Nielsens andere romans.
Susin Nielsen:
Optimisme is dodelijk, Lemniscaat, Rotterdam
2017, 262 p. ISBN 9789047708933. Vertaling van Optimists die
first door Lydia Meeder en Barbara Zuurbier. Distributie: De Eenhoorn
© 2024 | MappaLibri