In het korte openingshoofdstuk van zijn roman Koorts laat Deon Meyer de zevenenveertigjarige Nico Storm aan het
woord in een soort intentieverklaring rond wat hij voor ogen heeft:
‘Ik wil je vertellen over de moord op mijn vader. […] Mijn
memoires, mijn moordverhaal. En mijn onthulling, zodat iedereen de waarheid kan
weten.’
Dat Meyer zijn roman
introduceert als ‘een moordverhaal’, kan worden gezien als een captatio
benevolentiae aan het adres van de lezer, die de auteur in de eerste plaats
kent als misdaadschrijver die onder meer met zijn Bennie Griessel-reeks
internationaal wist door te breken. In zijn ‘Dankwoord’ wijst Meyer erop dat ‘Koorts vier jaar van onderzoek en
schrijven heeft gevergd.’ Het resultaat liegt er niet om: een vuistdikke roman,
die mede door de aanpak en de visie die erin wordt verwoord, wel eens geijkt
zou kunnen worden als het ‘magnum opus’ binnen het oeuvre van deze
Zuid-Afrikaanse auteur.
De Amanzi-kroniek
In wezen kan Koorts
worden gelezen als een post-apocalyptische roman: een allesverwoestend virus
(de Koorts) heeft niet alleen Zuid-Afrika, maar de hele wereld getroffen. Wie
wist te overleven, dankte dat alleen aan een zeldzaam voorkomend immuunsysteem.
Samen met zijn vader Willem trekt ik-verteller Nico naar een plek bij de
Vanderkloof-stuwdam om daar een nieuw leven op te bouwen:
‘We willen hier een nieuw begin
maken. We willen een gemeenschap stichten met moraliteit, met de juiste
principes, mensen die om elkaar geven.’
En verder luidt het: ‘We willen
alle goede mensen hierheen lokken.’ Al snel komen overlevenden van de
wereldramp naar de kloof afgezakt en ontstaat een samenleving die hoe dan ook
aan regels en wetten – tot zelfs een grondwet toe – nood zal hebben. En de naam
die de nieuwe plek krijgt, luidt ‘Amanzi’, het Zoeloe- en Xhosawoord voor
‘water’. Een perfecte naam binnen het opzet van vader Storm: water als leven brengend
en levensnoodzakelijk element op het Afrikaanse continent, en bovendien recht
doend aan de twee grootste stammen in Zuid-Afrika.
Wat verder volgt, tekent, met de aanvullingen bij het
ik-relaas van Nico door de getuigenissen van mensen in het Amanzi-geschiedenisproject,
de groei en uitbouw van de gemeenschap, waarin politiek en godsdienst hun
plaats moeten zien te vinden. Binnen deze optiek bevat de roman een aantal
fundamentele bedenkingen over het functioneren van de democratie. Deon Meyer
belicht het probleem onder meer vanuit het tegenlicht. Zo legt hij Domingo, een
lid van de gemeenschap dat pas aan het slot van de roman ook echt wordt
getekend vanuit zijn verleden, deze bedenking in de mond: ‘Zelfs in een
volmaakte wereld is democratie een puinhoop. Deze wereld is totaal naar de
kloten. Wat hier nodig is, is een welwillende dictator.’ Een uitspraak die in
het licht van actuele politieke tendensen tot nadenken stemt. En dat pastor
Nkosi een gemeenschap wil waarin godsdienst primeert boven het staatsbelang en
de scheiding tussen kerk en staat afwijst, prikkelt al evenzeer.
Beschaving versus geweld
Hoe nobel ook, misschien
zelfs naïef-idealistisch, de betrachtingen van Willem Storm mogen zijn, zijn
samenleving komt onder druk te staan. Concreet neemt die bedreiging vorm aan in
de overvallen die gepleegd worden door de KTM-bendes, groepen van motorrijders
die erop uit zijn te moorden en te stelen. Ook hier vormt Domingo de tegenstem
in het geheel van de Amanzi-leefgroep. Hij is er, mede door de ervaringen uit
zijn verleden, van overtuigd dat beschaving slechts een flinterdun laagje
vernis is:
‘We zijn dieren. Sociale dieren.
Gedomesticeerde sociale dieren. Dun laagje beschaving. Zachtaardige dieren
zolang de wereld oké is, zolang de sociale omstandigheden onverstoord en
normaal zijn. Maar als je de omstandigheden verstoort, dan slijt het laagje
vernis eraf. Dan worden we wild, dan worden we predators, killers, jagen we in
troepen.’
Vandaar
zijn mantra waarvan hij Nico tracht te overtuigen: ‘The other guy wants to kill
me. Als ik aarzel ben ik dood.’ Voor de opgroeiende Nico – hij is zestien,
zeventien als het drama rond zijn vader zich afspeelt – is het moeilijk kiezen:
moet hij zich, mede door de afwezigheid van de moederfiguur, inschrijven in de
zachtaardigheid van zijn vader, of is het eerder van belang een ‘vechter’ te
zijn in alle betekenissen van het woord?
Meyer duidt de psychologische Werdegang van zijn
ik-verteller in afgemeten bewoordingen, zonder daarbij te oordelen of te
veroordelen. Ook over zijn land spreekt Meyer op een ingehouden manier. Over de
omgeving van de Vanderkloof stuwdam, zegt de vader: ‘Godsamme, Nico, wat is dat
mooi. […] Ik denk dat het zo was voordat de Europeanen kwamen. Afrika.’ Maar
ook, ditmaal bij monde van een ander lid van de gemeenschap:
‘Nero vertelde me dat dit volgens hem het grootste probleem
in het Zuid-Afrika van voor de Koorts was. De schade die het gezinsweefsel in
de achtergestelde gemeenschappen had opgelopen was zo groot dat de samenleving
gewoon niet kon herstellen.’
Het land en zijn blijvende problemen…
Literaire krachttoer
Voor de uitwerking van de ideeën
heeft Deon Meyer een sterk literair kader gecreëerd. De 120 hoofdstukken van Koorts zijn, spelend met flash-backs en
vooruitwijzingen die als cliffhangers fungeren, gevat binnen de
lineair-chronologische structuur van de opeenvolgende jaren die worden
aangegeven met concreet te duiden verwijzingen naar de dierensymboliek: het
Jaar van de Hond, het Jaar van de Kraai, het Jaar van de Jakhals… De
afwisseling van ik-fragmenten, waarin Nico de plot voortstuwt, met
getuigenissen die werden opgetekend uit de mond van verschillende leden van de
Amanzi-gemeenschap, zorgt ervoor dat het geheel caleidoscopisch wordt en de
lezer op die manier meer krijgt aangereikt dan een louter individuele
benadering van de problematiek.
Verdere staat Deon
Meyer ook stil bij het schrijven zelf. Zo bv. deze uitspraak: ‘Nostalgie is de
grote verleider van de schrijver van memoires.’ En over het belang van fictie:
‘Pa zei dat we het enige organisme zijn van wie het gedrag
drastisch kan veranderen doordat we fictie kunnen scheppen. Fictie die zo groot
en sterk is dat mensen er in steeds grotere groepen door worden verbonden, om
tot steeds grotere dingen in staat te zijn.’
En wat Domingo in zijn rechtaan
rechttoe visie vertolkt over Facebook:
‘Dat was voor mij het toppunt van wat er mis was in de
maatschappij, want je hebt al die friends, maar dat zijn geen echte friends,
dat zijn mensen voor wie je een foto kan posten van je ontbijt en je schattig
katje. […] Dat deden ze alleen omdat ze je nodig hadden als publiek. […] De
maatschappij was zo onpersoonlijk geworden
dat we onszelf moesten
laten bevestigen door zoiets als Facebook.’
Zo houdt Koorts de lezer een
spiegel voor. Wat die erin ziet, lijkt niet steeds even fraai.
Deon Meyer: Koorts,
Bruna Amsterdam 2017, 544 p. ISBN 9789400508262. Vertaling van Koors uit het
Afrikaans door Martine Vosmaer en Karina van Santen . Distributie: WPG Uitgevers
© 2024 | MappaLibri