Het is geen
sinecure om je in te leven in een gewelddadig verleden waar je weliswaar niet lijfelijk
bij betrokken was maar toch onontkoombaar deel van uitmaakt. En toch is dat
nodig, want gedragingen van nu zijn, zeker in een land als Colombia waar het
geweld tot vandaag een sluimerend bestaan leidt, geworteld in die van vroeger,
ze vloeien er als het ware organisch uit voort, wat dit verleden noodgedwongen tot
zoiets als ‘een zuiver aanvaarde erfenis’ maakt. Wil je daarmee afrekenen dan
moet er gegraven worden in de moordkuil – bijna letterlijk. Als auteur met vele
jaren in het buitenland is Vásquez een van die ‘erfelijk belaste’ Colombianen
van vandaag. Vertwijfeld organiseert hij de zoektocht naar een zinnige
verklaring voor de tweespalt die de samenleving in zijn thuisland verscheurde
en blijft verscheuren.
Het graafwerk begint en eindigt
bij twee schokkende politieke moorden die met een tussenpauze van 34 jaar plaatsvonden
in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá, de ene op generaal Rafael Uribe Uribe
(1914), de andere op de liberale voorman Jorge Eliécer Gaitán (1948). Belangrijk
daarbij is dat geen van beide moorden ooit volledig opgehelderd raakte - een
ideale voedingsbodem dus voor complottheorieën. De auteur, die voor het overige
strikt het historisch verloop van de gebeurtenissen volgt, plant middenin zijn
verhaal een ietwat duistere figuur, Carlos Carballo, het prototype van een door
complotten geobsedeerd fanaticus. Deze Carballo – zijn ware motieven worden
gaandeweg de roman duidelijk – spoort Vásquez aan om een boek te schrijven
waarin ‘zijn’ samenzweringsthese aan het licht wordt gebracht.
Maar van meet af aan weigert Vásquez, die naast de auteur ook
de hoofdrolspeler is, daarin mee te gaan. Zijn focus is niet gericht op het
achterhalen van de controleerbare feiten uit het verleden, maar op de
speculatieve mogelijkheden die er te rapen liggen, en die ‘voor journalisten en
geschiedschrijvers verboden terrein zijn’. Naast het ‘geconstrueerd’ verhaal
dat het verleden is, zo vindt hij, is er dat ándere verhaal: dat waarin we ‘het
leed van de mensen kunnen vangen, hun doodsangst, hun levensdrift, hun heimwee’.
En omdat het verleden in het heden besloten ligt moet dat andere verhaal tot
een wake up call leiden voor de (over)levenden
om middenin de modderstroom van leugens en verdraaide waarheden te zoeken naar
een steekhoudende verklaring voor de afgrijselijkheden die zich voordeden, in
de hoop zo misschien te begrijpen wat mensen drijft tot geweld. De botten van
de nobele vermoorden waar de auteur aan het einde van het verhaal uiteindelijk
de hand kan op leggen worden in zulk geval irrelevant als bewijsmateriaal maar behouden
hun waarde als ‘ruïnes’, menselijke brokstukken die herinneren aan onze fouten
uit het verleden.
Wat zich in eerste instantie
voordoet als een tweetraps moordonderzoek krijgt daardoor een bijna universele
draagwijdte: onheil lijkt zich telkens weer te herhalen, niet door toedoen van
dezelfde mensen, maar omdat er al eeuwen ‘een monster met vele gezichten’
rondwaart over deze aarde, op de eerste plaats in Colombia en bij uitbreiding
over de hele wereld. Het zoeken naar een verklaring daarvoor kan therapeutisch
werken. Voor Vásquez alvast hielp het spitten in een duister verleden om zijn
dubbel conflict te bekampen: het gevecht met de ongrijpbare buitenwereld
enerzijds en aan de andere kant, als de weerspiegeling daarvan, de onderliggende
strijd met zichzelf. Een uitlaatklep voor die tweespalt bood hem deze roman:
omdat schrijven, aldus de auteur, zijn ontreddering verlichtte en ertoe
bijdroeg om zijn diepliggende onenigheid met een onbekende realiteit te
beslechten.
In de loop van het relaas, één rauwe
reistocht doorheen de Colombiaanse en de mondiale chaos (want ook complotten
uit beide wereldoorlogen, de Korea-oorlog, de moord op Jaurès, op Kennedy, duiken
tussendoor op) lichten sporadisch fragmenten op van vertedering: niet in het
minst wanneer de auteur breedvoerig het hachelijk geboorteproces van zijn
tweelingdochters beschrijft, meisjes die ‘geboren zijn in een land waar mensen
elkaar altijd naar het leven hebben gestaan’. Want eens volwassen zullen deze
meisjes het verleden erven, een al bij al zorgwekkend perspectief.
Vásquez heeft met dit werk het documentaire genre en het
romangenre kundig in elkaar laten overvloeien en laten culmineren in een
boodschap die ertoe doet. Gezien ‘voor een roman alle terreinen begaanbaar zijn’
heeft hij, gekaderd binnen de historische context van de moordonderzoeken, de
vrijheid gehanteerd die het privilege heet te zijn van literaire verbeelding; aan
de lezer laat hij het over om al dan niet overeenkomsten te vinden met het ware
leven. Een voortreffelijk werkstuk is daar het resultaat van, vooral te smaken
door lezers voor wie Colombia meer is dan enkel een naam.
Amsterdam : Signatuur 2017, 514 p. Vert. van La forma de las ruinas door
Brigitte Coopmans. ISBN 9789056725655. Distributie: WPG Uitgevers
© 2024 | MappaLibri