Halfweg het jaar is het opnieuw
poëzietijd. Dan kijken alle poëzieliefhebbers uit naar de publicatie van Het liegend konijn, het halfjaarlijks
tijdschrift in boekvorm van Jozef Deleu. Ook dit jongste nummer bulkt weer van
de interessante en bovenal literair hoogstaande gedichten. Het is een raadsel
hoe Deleu er telkens in slaagt om enkele dozijn dichters (in dit geval meer dan
30!) voor zijn blad te winnen. Of liever, het is geen raadsel: Het liegend konijn is er in zijn bestaan
immers dermate in geslaagd om literair prestige te verzamelen dat ook de meeste
gevestigde dichters het een eer vinden om hun werk naast dat van jonge
debutanten te zien staan.
De samensteller kijkt niet naar leeftijd, literaire
anciënniteit, geslacht, afkomst of wat dan ook. Hij gaat er prat op dat hij
enkel let op ‘kwaliteit’ in een zo open mogelijke betekenis van dat heikele
woord. Dat resulteert alleszins in een uitermate boeiende caleidoscoop van
thema’s en stijlen. Persoonlijk reken ik deze aflevering zelfs tot de
hoogtepunten van het tijdschrift. Een aantal oudere dichters is hier present
met uitmuntend werk. Namen noemen is een hachelijke onderneming (er worden telkens
nog meer namen vergeten), maar om de diversiteit te demonstreren vermeld ik
enkel: Roland Jooris met zijn abstracte, haast conceptuele gedichten; Anton
Korteweg met zijn meesterlijke, droge ironie; Anna Enquist met indringende,
haast surreële gedichten over tuinen en bloemen; Marleen de Crée met een reeks
verzen over het mooi-tragische werk van Berlinde de Bruyckere… Zij
representeren de ‘oudere’ generatie, die onverminderd productief blijft en hier
werk presenteert van een hoogstaand niveau.
Ook de tussengeneratie is, naar
gewoonte, present. Auteurs als Pieter Boskma, Jan Baeke, Paul Demets, Jacob
Groot en Jan Lauwereyns en Peter Theunynck laten zien waar ze momenteel mee
bezig zijn. Het valt op hoe hun werk groeit in intensiteit maar ook in
‘breedte’. De hier opgenomen gedichten verraden vaak een toegenomen fascinatie
met wat in de wereld omgaat: de opwarming van de aarde, de
migrantenproblematiek, de economische en democratische crisis… Die actuele
dimensie noopt de dichter tot een zekere stellingname. Voor de een betekent dat
het schrijven van open gedichten, waarin bijvoorbeeld de totalitaire retoriek
wordt ontmanteld of bekritiseerd, voor de ander het vruchteloze inkrimpen van
de buitenwereld. Typerend daarbij is ook de inbreng van de geschiedenis als een
cruciale factor om het heden te begrijpen.
Die actuele kijk op de mens en
zijn wereld is uiteraard ook bij uitstek terug te vinden in de jongere
generaties. Hier is het antwoord bijzonder dubbelzinnig. Sommige dichters
plooien zich terug op een vorm van ‘huiselijkheid’, zij het dat dit ideaal met
de nodige ironie wordt geportretteerd. De ‘ouderwetse’ verkenning van de
binnenwereld is daardoor terug, wat ook resulteert in een vrij klassieke opbouw
van het gedicht. Liefde en eenzaamheid blijven een onuitputtelijke bron van
inspiratie. Dat vooral de zogenaamde ‘podiumdichters’ kiezen voor een
bevattelijke taal, met allerlei onverwachte twists en pointes, hoeft niet te
verbazen.
Andere
dichters opteren voor een veel extraverter dichterschap. De dichter zoekt zich
– weliswaar soms tegen beter weten in – een maatschappelijke plaats. In deze
aflevering leidt dit hoofdzakelijk tot een soort van filosofische bezinning,
eerder dan de uitdrukking van politieke standpunten. Heel wat debutanten kiezen
voor een verdroomde, soms surreële weergave van de werkelijkheid om die
problematische identiteit nader gestalte te geven.
Het liegend
konijn is door dat alles niet enkel een monument, maar vooral een receptenboek
om lezers aan het denken en het dromen te zetten. Met minder dan dat zou de
samensteller overigens geen genoegen nemen.
Antwerpen : Polis 2016 nr. 2.
226 p. ISBN 9789463101882
© 2024 | MappaLibri