3+ - Met Wat een ei!
richten Sally Grindley en Pascal Lemaitre zich tot jonge luisteraars en hun
voorlezende ouders. De eerste pagina geeft meteen van dit publieksbewustzijn
blijk. In ‘een diepe, donkere grot’ ontdekt een Eend een ei met vlekken. Dit
lichtjes onheilspellende verhaalbegin wordt echter door een pastelkleurige
illustratie vergezeld. De grot die ook op de cover prijkt, is allerminst
donker, maar baadt in plaats daarvan in een zalmrozige gloed. En wanneer de
lieve moedereend besluit om het ei uit te broeden, delen drie enthousiast
rondfladderende vleermuisjes en een kleine spin in de feestvreugde.
Tot de dieren hun
grote ontsteltenis komt er na een tijdje een volkomen onbekend wezen uit het ei
gekropen. Ongerust vraagt de pleegmoeder zich af wat ze met dat ‘kleine,
grappige diertje’ moet aanvangen, want ‘een eendje ben je niet, dat is een ding
dat zeker is’. De spanning stijgt tijdens een confrontatie met de boerderijmaatschappij.
Haan, Konijn en Varken keuren het beestje namelijk geen blik waardig: ‘Dat
wezen is niet zoals wij. Dat wezen willen we hier niet!’. Onbekend maakt
onbemind, zo lijkt het, maar Eend vertrouwt op haar moederinstinct en is vastbesloten
om zich over de dino te ontfermen. Een dikke knuffel moet een herkenbare en
liefdevolle mama-kindrelatie onderstrepen.
Ook de veelvuldige herhalingen
maken deel uit van het toegankelijke verhaalopzet. Grindley voorziet haast alle
zelfstandige naamwoorden van epitheta, zoals ‘diepe, donkere grot’, ‘ei met
vlekken’, ‘lieve moedereend’, ‘klein, grappig diertje’. Een gelijkaardig
principe past ze ook binnen eenzelfde zin toe: ‘Och, och, och, wat kun jij
eten!’. Dergelijke woordkettingen maken geregeld een omslachtige indruk, maar
ook andersoortige zinnen bekken allesbehalve vlot: ‘Dat maakte Mama Eend zo
kwaad dat ze zei dat haar vrienden dan maar ergens anders naartoe moesten
gaan’. Daarenboven kent het prentenboek een nogal stereotiep, patroongebonden
verhaalverloop, al is er wel ruimte voor enkele beeldende mopjes.
Na de kennismaking met de dino is het tijd voor actie. De
roze wolk maakt plaats voor een pastelblauwe buitenlucht, waarin het pleegkind
van welgeteld drie levenslessen (vliegen, zwemmen en lopen) proeft. Al rennend
ontdekt de dino niet alleen zijn eigen talent, maar ook de wijde wereld. Moeder
Eend blijft vervolgens alleen achter en tuurt de nachtelijke hemel af op zoek
naar haar kind. Lemaitre kiest hierbij voor een paars-roze leegte waartegen de
waterachtige blik van mama goed uitkomt.
Het ‘happy end’ dat zich na dit
eenzame moedermoment ontvouwt, vraagt echter om nadere toelichting. Na lange
tijd klopt dino opnieuw bij zijn moeder aan. Maar hij is niet alleen. Hij heeft
een vriendinnetje meegebracht dat perfect bij hem past, een oranje meisjesdino
‘uit een ver land’. Samen met zijn metgezellin settelt dino zich in de grot
waar hij destijds door Mama Eend werd grootgebracht. En dan komt de
(onaangename) verrassing. Op de laatste spread is niet het pageboren jong van
de dino’s te zien, wel Mama Eend met een Papa Eend en een nestje met eigen
eieren. Met dergelijk einde suggereren de auteurs dat je pas echt gelukkig zijn
kan met een soortgenoot aan je zijde. Voor diversiteit is er in dit prentenboek
met andere woorden geen plaats. Want ook Mama Eend accepteerde haar pleegkind
niet. Ze drong dino haar eigen manier van leven op, met alle vluchtgevolgen van
dien.
Emily Gravetts Het vreemde ei (2008) richt zich tot
eenzelfde doelgroep, maar maakt een geëmancipeerdere indruk. Ook hier is het
een eend die besluit om andermans ei uit te broeden. En ook deze eend wordt
door de andere dieren als pechvogel afgeschilderd. Maar Gravett koos een
mannetjeseend als hoofdpersonage. En dat laat ze de lezer op humoristische
wijze ontdekken. Eend kan misschien zelf geen ei leggen, maar het vertroetelen
kan hij wel. En dat doet hij in zijn eentje, en met een breinaald onder de
vleugel.
Wielsbeke
: De Eenhoorn 2016, 32 p. Vert. van: Quel Oeuf! Door Edward van de Vendel. ISBN
9789462911291
© 2024 | MappaLibri