Astrid Lampe is een van de meest bevreemdende dichters uit
ons taalgebied, en dat al ruim acht dichtbundels lang. Telkens presenteert ze
haar lezers met uitzinnige gedachtesprongen, met een bijzonder kleurrijke en
zintuiglijke poëzie waaraan nauwelijks een touw valt vast te knopen. Tegelijk
is duidelijk dat alles in deze gedichten doordacht is, ook al is het effect er
een van ogenschijnlijke chaos en spontane associaties.
Met De taiga
zwijntjes is het niet anders. Na de vele experimenten met de vorm en de
typografie uit haar vroegere werk kiest Lampe nu voor een strak opgelegd
schema, waardoor haar poëzie aansluit bij wat internationaal constrained writing wordt genoemd. Haar
jongste bundel is integraal gebaseerd op het (ondertussen een eeuw oude)
beroemde gedicht The Waste Land van
T.S. Eliot. Lampe gebruikt echter niet zozeer de thema’s van Eliot, zoals een
klassieke vorm van intertekstualiteit het wil, maar beperkt zich uitsluitend
tot de uitwendige vorm. Haar eigen bundel is opgebouwd volgens de principes van
Eliots gedichtenreeks, met net evenveel afdelingen, dezelfde strofevorm en het
exacte aantal regels. De geïnformeerde lezer ‘ziet’ als het ware Eliots tekst
over die van Lampe (of omgekeerd), wat leidt tot een apart effect. Typografie,
regellengte en zelfs de lettertypes zijn zo dicht mogelijk geïmiteerd.
Tegelijk echter gaat – zoals dat verwacht kon worden –
Lampe resoluut met haar voorbeeld aan de haal. Van de sombere toon van Eliots
model, dat immers de ondergang van de westerse wereld opriep in een reeks
fragmenten, blijven slechts vage echo’s bewaard. In plaats daarvan komen de
typische Lampe-thema’s. De dichteres houdt van plotse sprongen, waardoor haar
vaak korte teksten dreigen te overstromen. Heel wat elementen worden
aangeraakt, maar tegelijk nauwelijks uitgewerkt. In die zin zijn ook de thema’s
over het algemeen eerder draden, die her en der voorkomen, dan uitgewerkte
gedachten. Lampe houdt vooral een pleidooi voor kwetsbaarheid. Vaak gaan haar
gedichten over dieren, maar als contrast met die onschuld is er even vaak
sprake van een onverhoedse dreiging. Die spanning houdt haar poëzie ook gaande:
elke beschrijving, elke euforie wordt meteen gecounterd door een negatieve
sfeer.
Dat komt nog het sterkst tot
uiting in de bijzonder korte verzen uit het tweede deel van de bundel, waarin
als het ware een eigentijdse versie wordt gegeven van de voetnoten die Eliot
(niet zonder ironie) voorzag om zijn onleesbare tekst toegankelijker te maken.
Die lange reeks notities is soms explicieter, maar tegelijk ook vluchtiger dan
de langere verzen. Orde lijkt wel uit wanorde te ontstaan, maar tegelijk hoedt
de dichteres zich voor een illusie van stabiliteit en eeuwigheid. Lampe vindt
zichzelf nu al een fors aantal bundels uit, onvermoeibaar en creatief. Tegelijk
echter ondervind ik als lezer, zelfs bij die indrukwekkende beelden, soms enige
vermoeidheid; lang niet alles lijkt even ‘noodzakelijk’, ook niet als
ingenieuze woordconstructie. Maar wat overeind blijft, is meer dan genoeg voor
een fikse brok lectuur.
Amsterdam : Querido
2015, 49 p. ISBN 9789021400457
© 2024 | MappaLibri