Toen Faas niet thuiskwam

12+ - Martha Heesen heeft onlangs zeer verdiend de Theo Thijsen Prijs voor haar oeuvre ontvangen. Bij die gelegenheid zijn er een paar herdrukken van haar werk verschenen, onder meer van Toen Faas niet thuiskwam, dat in 2004 met de Gouden Uil Jeugdliteratuur bekroond werd. ‘Een flinterdun meesterwerk’, citeert de cover Do van Ranst en dat is zonder meer een perfecte omschrijving.
 
Meer dan een jaar geleden kwam Faas niet thuis. Dat was niet voor het eerst, Faas liep de hele tijd zomaar weg, maar deze keer was het anders. Zijn broer Petrus blikt nu terug op die cruciale dag. De bevreemdende sfeer beheerst van bij aanvang van Petrus' verhaal. Terwijl hij en zijn vader in de keuken tegen mekaar zitten aan te kijken, is zowel de afwezigheid van de moeder als van Faas nadrukkelijk voelbaar. Je weet niet wat er met hen aan de hand was of is. Heesens stijl, die ieder nieuw boek tot een geschenk maakt, is op suggestie gebouwd, op het langzaam samenstellen van de puzzel. Zij neemt de tijd om verschillende lagen in het verhaal aan te boren en de aandacht van de lezer met mondjesmaat toegediende informatie stevig vast te houden. Zo werd Toen Faas niet thuis kwam het indirecte relaas van een rouwverwerking, het herkenbare relaas van een moeizame gezinsrelatie, het inleefbare relaas van een groeiend zelfbeeld en eigenlijk nog zoveel meer.
 
De structuur onderbouwt die gelaagdheid. De verteltijd beslaat één dag, de dag die volgt op een bijzonder lange dwaaltocht van Faas. In die tijd rent Petrus wanhopig tussen de zolder waar hij zijn vader uit zijn moedeloze lethargie probeert te halen en de kamer van Faas bij wie hij al even wanhopig probeert door te dringen. Zijn vader dwingt hij letterlijk van uur tot uur om een grote zolderopruiming te houden. Die opruiming is slechts een drogreden, een metafoor voor het schoon schip maken na de dood van zijn vrouw. Een tabula rasa die moet helpen om het leven opnieuw aan te vatten. Zijn broertje, die totaal verwilderd is thuisgebracht, benadert hij behoedzamer. Aan de hand van flashbacks brengt hij het vreemde gedrag van Faas en de speciale relatie tussen hem en zijn moeder in kaart. Dank zij de inleving in hen beiden kan Petrus Faas ten slotte naar zijn vader leiden. Structureel gezien doorkruist de brede, vertelde tijd om het andere hoofdstuk de minutieus opgebouwde verteltijd.
 
Zoals zo vaak bij Heesen is de ikpersoon niet de spil van het verhaal. De eigenlijke hoofdfiguur is Faas, het negenjarig broertje van de verteller. Hij verdwijnt om de haverklap om dingen uit te zoeken op onmogelijke plekken, hij tekent wat hij gezien heeft vanuit de gevaarlijkste perspectieven, hij filosofeert eindeloos met zijn moeder over 'de dingen'. Hij is 'anders' zegt zijn moeder vertederd, een 'dromer', met 'maanogen' zoals de hare. Maar voor zijn vader is hij 'een dwaalgast', met wie hij een moeizame relatie heeft. Bij elke verdwijning is het Petrus die hem terughaalt, omdat alleen hij precies aanvoelt waar Faas kan zijn. Zijn relatie met Faas is ambivalent: hij vervloekt hem (‘ik wenste dat hij nooit geboren was’) en is tegelijk doodongerust: ‘'Smerige rotbeesten', riep ik, 'wat hebben jullie met Faas gedaan?'’ Het maakt hem ongelukkig. Tijdens zijn terugblik laat hij haarfijn zijn positie in het gezin aanvoelen: hij is de vanzelfsprekende rots, de steun voor de vader, maar tegelijkertijd het 'ondermaatse watje', een modelzoon waar je eigenlijk geen rekening mee hoeft te houden. Zijn moeder, met wie hij nochtans geen slechte relatie heeft, gebruikt hem vooral in functie van Faas.
 
De 'langste dag' van Petrus' leven volgt op een bijzonder lange nachtelijke dwaaltocht van Faas, een nacht waarin er geen moeder meer was op hem op te vangen en waarin de wanhopige en moedeloze vader de kracht er niet toe had. Petrus observeert, probeert opnieuw te bemiddelen en te begrijpen en ondertussen voelt de lezer hoe zijn angst en woede gelijke tred houden. Uiteindelijk weigert hij nog verder de dupe van het verhaal te zijn. Hij zet zich af van zijn steunzoekende vader en tegenover zijn broer werpt hij alle begripvolle behoedzaamheid af: in een gevecht toont hij zich de meerdere en hij dwingt hem tot een confrontatie met zijn vader.

Het is bijna niet te vatten hoe zeer Martha Heesen zich in die vreemde jongetjes kan inleven en hoe haarfijn ze hen kan portretteren. Zonder zweverige, al te beschrijvende taal, zonder overmatig beeldgebruik, maar helder en gevoelig. Bovendien benadert ze de thema's verdriet en gezinsrelaties op een originele en serene manier. Ze schrijft herkenbaar voor jongeren en haar taal is rijk genoeg om volwassenen te blijven boeien.

Amsterdam : Querido, 2015, 88 p. ISBN 9789045118901

© 2024 | MappaLibri