5+ - Indrukwekkend bij dit dierenalfabet zijn de houtsneden.
Primitief maar krachtig laten ze het wezen van de dieren voor zich spreken. De
felgekleurde achtergronden, die meestal in vlakken zijn verdeeld, maar geen of
weinig andere voorwerpen bevatten, laten de dieren ten volle tot hun recht
komen en geven ze tegelijk iets mysterieus. De korte teksten zijn
opgesplitst in regels en zien er daardoor als gedichten uit. Ze zijn echter
niet verrassend of bijzonder genoeg om als poëzie te kunnen tellen (de
woordspeling bij de zebra is uitzonderlijk: ‘hij heeft wel een streepje voor
hoor’). Doorgaans is de verwoording eenvoudig en helder, maar soms klinkt die
houterig: (‘en heeft hij altijd een handje vrij / voor het gooien van een
kokosnoot / of het stelen van
een banaan’) of bevat hij nodeloze herhalingen of verkleinwoorden. Elk stukje
vertelt iets typisch over het getekende dier, meestal over het uiterlijk,
voeding of woonplaats. Zo leert het kind dat de cheeta heel snel is, de lama
een lastdier is in Peru en de tapir korte poten en een slurfje heeft (wat je
ook op de prent kan zien). Voor de moeilijke letters C en Q koos Henriette
Boerendans exotische dieren met een bijzondere, klinkende naam: de cheeta en de
quetzal. Voor de X gebruikte ze een truc: ze gebruikt de Latijnse naam voor een
zwaardvis: Xiphias Gladius. Achteraan in het boek krijg je een overzicht van
alle illustraties op verkleind formaat. Dat is een beestig sterke mozaïek van
kleuren en vormen.
Amsterdam
: Nieuw Amsterdam, 2009, [60] p. : ill. ISBN 9789046805398
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2009
© 2024 | MappaLibri