François Bégaudeau (1971) is tot dusver het bekendst van
zijn roman Entre les murs (2006, De klas). Hij bewerkte die mee tot
de gelijknamige film, waarin hij ook zelf de hoofdrol speelde. De film won in
2008 de Gouden Palm in Cannes. Het boek en de film gaan over een jonge leraar,
die een bont allegaartje leerlingen op een middelbare school in een Parijse
banlieue warm wil maken voor de Franse taal. François Bégaudeau putte daarvoor als
voormalig leraar uit zijn eigen ervaring.
Met De liefde brengt hij het
weinig ophefmakende maar daarom niet onbewogen leven in beeld van de Moreaus, oftewel
Jacques en Jeanne – gevraagd naar haar naam, voegt zij er als grapje steevast aan
toe dat zij de eerste was, dat de bekende actrice haar gewoon heeft nageaapt.
Hun leven
trekt voorbij in scènes die zijn ingebed in een stroom van alledaagse
gebeurtenissen. Zelfs mijlpalen, voor zover die er al zijn, versmelten met
factoren errond. Hun eerste kus, bijvoorbeeld, speelt zich buiten beeld af. De
twee maken een wandeling met Jacques’ hond Bollie. Op zeker moment sukkelt
diens bal in een greppel. Wat er gebeurt in de – extra – tijd die de hond nodig
heeft om de bal terug te brengen, blijkt wanneer Jacques het spel niet hervat. In
plaats daarvan haalt hij zijn lippen van die van Jeanne en zegt hij tegen de
hond dat die zijn kop moet houden.
Jeanne gaat aan de slag als secretaresse bij een
verzekeraar. Hij krijgt een baan bij de groendienst van de gemeente en wordt
later zelfstandig tuinaannemer. Ze trouwen, krijgen een zoon, een
schoondochter, kleinkinderen. Een portie sleur nestelt zich in hun dagen. Hun
ouders komen te overlijden. Ze gaan zelf met pensioen.
Ze jagen elkaar wel eens op de
kast, doorgaans vanwege altijd dezelfde weerkerende onbenulligheden. ‘Jacques
krijgt het op zijn zenuwen […] als ze met haar hoofd boven water zwemt om haar
kapsel droog te houden, voor het minste kruimeltje met de stofzuiger komt
aanzetten, […] haar sigaretten maar voor de helft oprookt, zichzelf vol
citronella sprayt tegen de muggen’. ‘O, en wat moet zij dan zeggen, met zijn
gesnurk al achtentwintig jaar?’
Je ziet de jaren voorbijvliegen in De liefde. Eerst
is er nog een agenda waarin Jeanne wel eens iets noteert, waardoor je een
gebeurtenis in de tijd kan plaatsen. Daarna dienen politieke evenementen en
verwijzingen naar muziek als referentie. Nog later zijn het vooral opkomende
technische snufjes die voor het tijdskader zorgen.
Doordeweekse liefde is het
fundament van hun leven. Ze geeft hun daden betekenis en zorgt ervoor dat zelfs
een scheve schaats niet escaleert. Het is dan ook geen toeval dat de auteur tweemaal
de lofzang op de liefde van de apostel Paulus aanhaalt. Het explicietst doet
hij dat bij monde van de priester die er een stuk uit voorleest tijdens de
huwelijksmis van de zoon van Jeanne en Jacques: ‘Liefde is geduldig, liefde is
dienstbaar, liefde is niet jaloers. Ze is niet opvliegend. Ze koestert geen
wrok. Ze verheugt zich niet in onrecht, maar juist in de waarheid. Ze verdraagt
alles, heeft altijd vertrouwen, blijft altijd hopen, houdt altijd stand, liefde
vergaat nimmer’.
Aan het ‘tot de dood ons scheidt’ geeft François Bégaudeau aan het eind
nog een ontroerende twist. Tot het zover is, doorloopt hij in een montere, associatieve
stijl met rasse schreden een mensenleven en legt zo vijftig jaar lief en leed bloot
in nog geen honderd bladzijden.
François Bégaudeau: De liefde, Tzara, Antwerpen 2025. 93 p. ISBN 9789022341490. Vertaling van L'amour
door Lies Lavrijsen. Distributie Standaard Uitgeverij
© 2025 | MappaLibri