1434. Hoop en Bestemming

Niklas Natt och Dag, het klinkt als een gedicht: Nacht en Dag. Wie wil er niet zo heten? Een ideale naam voor een bestsellerauteur en: het is geen pseudoniem. Natt och Dag (1971) steekt niet onder stoelen of banken dat hij de nazaat is van een van de oudste adellijke families in Zweden. Hij werd opgevoed in Stockholm en voordat hij de literatuur inging was hij redacteur van een mannentijdschrift.
 
Natt och Dag schrijft historische fictie en hij kiest daarvoor tijdvakken die in Zweden zeer tot de verbeelding spreken. De historische detectiveroman 1793, waarmee hij in 2017 debuteerde, werd overladen met prijzen en kwam uit in dertig landen. Het boek en de vervolgdelen 1794 en 1795 spelen in de jaren rond de Franse revolutie toen een deel van de Zweedse adel in opstand kwam tegen de absolutistische koning Gustav III en deze ten slotte tijdens een gemaskerd bal in Stockholm vermoordde. De politieke omstandigheden vormen steeds de achtergrond van deze goed gedocumenteerde thrillers, waarin elk Stockholms straatje te herkennen valt.
 
Voor zijn nieuwe boek, Hoop en bestemming, gaat Natt och Dag terug naar 1434. Zweden stond toen, als deel van de Unie van Kalmar onder bewind van Erik van Pommeren, een koning die geen Zweeds sprak en langzaam maar zeker niet alleen bij het volk maar ook bij de adel steeds gehater werd. Ook in deze pil (511 pagina’s) zien we een opstand tegen een vorst die het volk uitbuit. Vlak voor het einde van het boek wordt de leider van de opstandelingen, de mijnwerker Engelbrekt Engelbrektsson, met een bijl vermoord. Een van zijn vertrouwelingen, de jonge edelman Magnus Bengtsson (van wie Natt och Dag een directe afstammeling is), staat te boek als de dader, maar de moord wordt omgeven door geheimzinnigheid.
 
Na zijn dood werd Engelbrekt Engelbrektsson een nationale held, omdat mede door zijn toedoen koning Erik ten slotte het veld moest ruimen. Magnus Bengtsson staat tot in de Brittanica nog steeds vermeld als zijn ‘enemy’. Maar was hij dat wel? Berecht werd hij nooit. Dit raadsel is het echte onderwerp van het boek: Waarom vermoordde Bengstsson de charismatische rebellenleider? En waarom deed hij dat met een onelegant wapen als een bijl?
 
Er gebeurt ontzettend veel in dit boek, dat stroef op gang komt. De tekst is uiterst strak gecomponeerd. De lezer krijgt elke drie/vier pagina’s een totaal ander perspectief voorgeschoteld met telkens andere personages. Je moet je steeds verplaatsen in gedachtewerelden van figuren die nu eens bij hun volle naam maar meestal met de afkorting daarvan worden aangeduid zoals de Zweden zo graag doen: Stina is dezelfde als Vrouwe Kristina, Kari is Katarina, Mari staat voor Margareta. Alleen de hoofdpersoon, de 17-jarige Bengtsson, wordt nergens Magnus maar altijd consequent Måns genoemd, wat een koosnaampje lijkt.
 
De scenes in de eerste delen van het boek zijn omgeven door vaagheid. In archaïsche bewoordingen wordt de lezer meegevoerd in de hoofden van personages die worden gedreven door geloof en bijgeloof. Maar wie doorleest, begrijpt na een tijdje dat hier een middeleeuws wereldbeeld wordt opgeroepen en dat er wel degelijk mededelingen worden gedaan die iets toevoegen aan het hoofdthema, de oplossing van het raadsel. En eenmaal gewend aan de omfloerste taal gaat het boek toch intrigeren. In de landerige sfeer rondom een kraambed in juni 1434 in het toen nog jonge klooster van Vadstena wordt duidelijk dat de bloedlijn van Måns vervloekt is. Het kindje sterft. Een bijfiguur, Måns’ schildknaap en vriend die op pelgrimstocht is, pleegt tegelijkertijd ergens in de bossen op gruwelijke wijze een moord. Het zijn scenes waarvan de betekenis pas veel later doordringt.
 
Op een vierde van het boek, tijdens een groot Midzomerfeest op de burcht Göksholm, worden de karakters meer uitgewerkt, de dialogen levendiger en gaat het verhaal lopen. De adellijke ooms van Måns, die vrezen door de opstandelingen te worden afgezet, sturen de jongeman naar Engelbrekt met de opdracht bij hem in het gevlei te komen. Dat lukt wonderwel en de toenemende broeierigheid wordt subtiel beschreven, maar is essentieel voor de oplossing van het raadsel van de moord.
 
Gaandeweg het boek wordt de opbouw ervan, in korte fragmenten van enkele bladzijden, steeds plezieriger. Je krijgt als het ware telkens een scherpe dia te zien van een specifieke scène, soms iets heel kleins, van het voorbereiden van feestelijkheden tot het verdedigen van een burcht of het rondwentelen in de modder met goudgeborduurde kleding, alles met veel detailkennis geschreven. Door dat inzoomen gaat de historische context leven en realiseer je je bijvoorbeeld dat in de winter waarschijnlijk àlle textiel gebruikt werd om warm te blijven; de personages slaan in hun sleeën zelfs de prachtigste gobelins om zich heen.
 
Interessant is ook de focus op de vrouwelijke lijn van de familie. De moeder van Måns -- Stina -- is alhoewel ze zich zwak voelt door de menopauze, aanzienlijk sterker, dapperder en voortvarender dan haar man. Dat geldt ook voor haar schoonzussen en zelfs voor haar dochter, ‘die maar geen man vindt’.
 
Zoekend naar de familie Natt och Dag kwam ik in hun stamboom een Kristina Nilsdotter Natt och Dag tegen, geboren in 1580. Zij was hofdame en tot haar dood in 1642 hoofd van de hofhouding van de recalcitrante Koningin Kristina van Zweden, die op een gegeven moment abdiceerde omdat ze niet wilde trouwen. De koningin werd katholiek en vluchtte in mannenkleren naar Rome waar ze decennia later stierf. Het zou me niet verwonderen als nazaat Niklas ook aan deze tot de verbeelding sprekende Natt och Dag nog eens een roman wijdt. Ik zal hem graag lezen.
 
Niklas Natt och Dag: Hoop en bestemming, Prometheus, Amsterdam 2024, 511 p. ISBN 9789044656152. Vertaling van Ödet och hoppet door Lammie Post-Oostenbrink. Distributie L&M Books

© 2025 | MappaLibri