15+ - Dit boek gaat over angst. Tom Pollock
weet er alles van, hij vertelt er regelmatig over op het blog talklife.co,
waarvan hij een van de editors is. Het begint met een daverende angstaanval van
Peter Blankman, hoofdpersoon van deze young adult-(sf)thriller, en eindigt
voorzichtig positief met het ‘uitzetten’ van een alter ego. In de tussentijd
wordt de lezer op bekende wijze vermaakt met een geheime-dienstplot met
wisselende verdachtmaking van de voor Peter belangrijkste mensen: zijn moeder,
zijn tweelingzus Anabel (Bel) en zijn vriendin Ingrid.
Dat enigszins bekende komt ook
door twee andere ingrediënten: Peter is geweldig goed in wiskunde en kan die,
zoals alle professor Langdons in vele Davincicodes, mooi inzetten bij het
oplossen van puzzels om iets te ontdekken of zich te bevrijden, en het
manipuleren van de menselijke geest. Op een gegeven moment zegt zijn moeder
tegen Peter, die denkt dat hij haar vooral tot last is met al die aanvallen,
dat hij ‘precies is zoals ze hem hebben wil’. Een zin die veel meer betekent
dan je op dat moment, nog in het begin van het verhaal, denkt.
Dat verhaal is
zorgvuldig geconstrueerd in twee soorten hoofdstukken: ‘Nu’ en ‘Herinnering’
(met een tijdsaanduiding), om en om. In het nu draait het om de moordaanslag op
moeder, die, zoals het zich laat aanzien, gepleegd is door Bel. Zij is op de
vlucht. Peter komt met zijn gewonde moeder terecht in een van de
hoofdkwartieren van de nieuwe geheime dienst. Hij wordt opgesloten, maar weet
vrij simpel te ontsnappen (verdacht!) en gaat proberen samen met Ingrid te
ontdekken wat er met hem, zijn agressieve zus Bel (ze heeft verschillende
moorden gepleegd) en zijn moeder nu precies aan de hand is. En vooral wat het
onderzoek van zijn moeder precies inhoudt: een belangrijk hersenonderzoek,
waarvoor ze juist op de dag van de aanslag een prijs zou krijgen.
Het is te voorspellen dat de climax, na een reeks
spectaculaire achtervolgingen, plaatsvindt rond het bed van de gewonde moeder,
met de vier belangrijkste personages. Voor Bel pleit dat ze alleen foute mannen
en jongens gedood heeft; voor Ingrid dat ze zijn angst volledig begrijpt en hij
die van haar (smetvrees, met tot bloedens toe handen schoonschrobben) en hem
helpt het mysterie op te lossen; voor moeder dat ze zo geduldig is met hem. De
lezer weet inmiddels wie het Konijn is en wie de Wolf.
De hoofdstukken ‘Herinnering’
worden direct betrokken op het nu, in de meeste gevallen dienen ze als
verklaring. In de woorden van Peter: ‘je herinneringen bepalen je keuzes, die
leiden tot je volgende ervaring, en die wordt weer je volgende herinnering.’ Zo
logisch als een som, lijkt het, in een hoofdstuk over de kennismaking met de
enige op school die hem niet pest, links laat liggen of zijn angst
angstaanjagend vindt, Ingrid. Een voor de opbouw van deze roman, belangrijk
hoofdstuk is dat waarin Peters wiskundeleraar centraal staat. Deze Arthurson
brengt hem na de les in contact met de theorieën van de befaamde wiskundige
Gödel, die, volgens hem erg veel leek op Peter: mager, nerveus en excessief.
Fijn detail is ook dat Gödel overleed aan een psychische aandoening: hij wilde
niet eten wat zijn vrouw niet had klaargemaakt, uit paranoïde waan dat iemand
hem zou kunnen vergiftigen. Dit leest Peter, zelf ‘wk-kampioen paranoia’.
Peter raakt helemaal van slag als hij ontdekt dat Gödel
bewees dat de wiskunde onvolledig is. Niet alles, zoals zijn eigen
paniekaanvallen bij voorbeeld, is met getallen op te lossen dus! Ook het motto
van het boek (‘Dit verhaal is niet waar’, in de Engelse editie is het de
ondertitel) verwijst enigszins naar Gödel, maar niet alleen. Het is een variant
op de aloude leugenparadox ‘Deze zin is niet waar’. Het zet de lezer ook aan
het denken over het personage Ingrid en over wat angsten zijn. De wiskundeleraar
geeft hem op zeker moment zijn adres, voor als er iets mis zou gaan, en lijkt
dus betrouwbaar…
Voor de liefhebbers is er nog de puzzel van de drie delen van de roman: ‘Versleuteling’,
‘Inversie’ en ‘Recursie’. Ze worden, verspreid over het verhaal, redelijk
duidelijk uitgelegd, maar als je geen zin hebt in stoppen met doorlezen om de
boel helder te krijgen, doet dat geen afbreuk aan het verhaal zelf. De drie
begrippen kunnen niet zonder elkaar, maar inversie staat niet voor niets in het
midden: Peter ontdekt dat hij Bels inverse is, ze zijn elkaars tegenpool en
zonder elkaar niet compleet.
Misschien zullen er lezers zijn die de kennis die Pollock
graag tentoonspreidt in dit verhaal, wat irritant vinden. Maar Wit konijn, Rode wolf is een geslaagde poging
om psychische problemen te vangen in een spannend plot waarin de geest op grote
schaal versleuteld wordt/is en er toch kennelijk de mogelijkheid is tot
‘genezing’. Het slot is op dit punt niet volledig duidelijk, maar voelt zeker
als happy. Pollock kan op zijn blog zijn eigen boek aanbevelen als therapie. Hij schreef
eerder vier romans voor 14- à 17-jarigen. Ze zijn nog niet in het Nederlands
verkrijgbaar.
Tom Pollock:
Wit konijn, Rode wolf, Gottmer, Haarlem 2018, 352 p. ISBN 9789025768027. Vertaling van White
rabbit, red wolf door Esther Ottens. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan