Vanaf zes jaar

JEUGDBOEKEN NR. 4, OKTOBER 2015

Martha Heesen: Maandag heeft vleugels / Wolf

door Jet Marchau

7+ - Bij de gelegenheid van Martha Heesens bekroning met de Theo Thijssen Prijs voor haar oeuvre, werden twee van haar verhalen voor jonge lezers in een keerdruk opnieuw op de markt gebracht: Maandag heeft vleugels en Wolf. In Maandag heeft vleugels ontfermt de moederloze Klaar zich over een eveneens moederloos ganzenkuiken. Ze noemt hem Maandag, naar zijn geboortedag. Maandag wordt haar vertrouweling en hij volgt haar overal, tot in haar bed toe. Samen pakken ze Klaars angsten aan: de spoken en enge beesten onder haar bed, het donkere erf, de vos die 's nachts komt, enge mannen en noem maar op. Eigenlijk wil Klaar Maandag opleiden tot een goede waker, maar dat zal hem een zorg wezen. Een en ander verandert wanneer juf Aaf op bezoek komt. Klaar vindt haar lief zolang ze op school blijft, maar zodra ze te dicht bij haar vader komt, bijt de jaloezie. Maandag merkt dit en slaat toe. 
  
Dit lichte verhaal draagt heel wat elementen aan. Moederloze Klaar vindt het begrip ‘moeder' uit. De spontane dialogen tussen Klaar en de gans zorgen voor een rake, originele, maar vooral subtiele uittekening van kinderangsten en jaloezie. Klaar groeit bovendien in die dialogen, want dank zij Maandag overtuigt ze zichzelf: ‘Niet huilen. Het went wel.’ Vader is de voornaamste tegenspeler. Hij blijft nuchter wat Maandag betreft en zet de gans zonder veel commentaar het huis uit, maar hij begrijpt zijn dochter goed genoeg om af en toe een oogje dicht te knijpen. Ook juf Aaf gedraagt zich niet anders of sentimenteler dan een lieve, begripvolle juf. De twee volwassenen houden Klaar bij de realiteit en zorgen voor een leuke confrontatie van twee werelden. Dankzij de humor, de korte hoofdstukken en de heldere taal leest het verhaal als een trein. Martha Heesen heeft nog maar eens van een zeer klassiek onderwerp een origineel en schitterend verhaal gemaakt. 
  
In Wolf zijn de hoofdrollen voor Nene, Coppe, Nenes vader en de hond Wolf. De favoriete plek van Nene, negen, en buurjongen Coppe, bijna negen, is de appelboom in Nenes tuin. Van daaruit hebben ze uitzicht op het erf, de timmermanswerkplaats van Nenes papa, en de tuin van Coppe. Net wanneer ze druk plannen maken om tijdens de zomervakantie een boomhut te bouwen, krijgt Coppe een ongeluk. Hij geraakt in een coma en komt na 78 1/2 dagen als een andere Coppe terug. Nene baalt. Van een boomhut weet hij niets meer. En zij baalt nog meer wanneer hij een speciaal geschenk krijgt: een hond, Wolf. Nene is bang van het grote, vieze beest en ze voelt zich buitengesloten. Ze wil dat hij verdwijnt. Maar wanneer de stroming van de rivier Wolf tijdens een verboden zwempartijtje meesleurt, schrikt Nene. 's Nachts gaat ze op zoek. 
  
Het is een eenvoudig avontuurlijk verhaaltje voor jonge kinderen, maar Martha Heesens bijzonder grote vakkennis blijkt op elke bladzijde. Het verhaal begint in een bekende, veilige omgeving: het eigen huis, de appelboom in de tuin. Die veilige omkadering wordt gaandeweg uitgebreid: Coppe steekt in het donker het weiland over en krijgt een ongeluk; een ontgoochelde Nene fietst voor het eerst alleen naar school, hoewel Heesen voor houvast zorgt en met een paar trefwoorden de weg duidelijk uittekent: de dijk met de bomenrij, de bocht waarachter je papa niet meer kunt zien. 
  
Dat Nene en Coppe in de tweede helft van het verhaal dit goed omlijnde decor verlaten, maakt het voor kinderen spannend en geheimzinnig. Ze ontmoeten de paardenvrouw, gaan naar het strandje bij de rivier waarvoor je twee weilanden over moest, het waterbos, het stammetjespad, de ruïne van het oude fort, het Steeneiland... Het suggereert allemaal genoeg voor een kind om te weten hoe eng het voor Nene allemaal is.
 
Nene is de protagonist. Het hele verhaal ontrolt zich vanuit haar gezichtspunt, hoewel niet in de ik-persoon, maar in een personele zij-vorm. Je krijgt de prettige indruk dat Heesen liefst een beetje afstand houdt. Zoals Nene, die goed kijkt en veel ziet vanuit haar boom. Heesen houdt het standpunt consequent vol. Nene snapt wel dat er iets aan de hand is met Coppes hoofd, maar ze vat de draagwijdte er niet van. Dus gaat Heesen er ook niet op in. Wel dringt ze in Nenes wensdromen binnen: laat Wolf verdwijnen, laat hem achter in Friesland bij Coppes grootouders en alles wordt weer als vroeger. Kinderen die zich hierin kunnen inleven, begrijpen achteraf ook Nenes grote schuldgevoel. Zo ook de emoties bij het conflict tussen Nene en Coppe, en Nenes heldhaftige zelfoverwinning wanneer ze Wolf redt – ze krijgen alle ruimte. Tussen papa en Nene is vanaf de eerste regels de sfeer gezet: ‘Heb je wel iets lekkers uit de kast gepakt? Ja. Een heleboel. Goed zo. Tot straks dan, boomheks! Tot straks, aardman!’ Daar hoeft zelfs geen half zinnetje psychologische beschouwing bij. Ook niet bij de intrede van de onstuimige Coppe.
   
De luchtige bladspiegel en een aangenaam lettertype zijn uitnodigend. Fijne, realistische potloodtekeningen onderbreken de getitelde hoofdstukken, die hoogstens vijf bladzijden tellen. De korte zinsbouw is voor jonge kinderen zeer goed te behappen, zonder simplistisch te zijn: 
  
‘Nene keek naar Coppes gezicht en zag zijn mondhoeken dansen. Coppes mondhoeken dansten altijd als hij bijna moest lachen. Het was verschrikkelijk lang geleden dat Nene Coppe had zien lachen. Maar dat dansen van zijn mondhoeken, dat wist ze nog precies.’ 
  
Zo lees jeWolfvan Martha Heesen, achtjarigen met herkenning en spanning in de buik en volwassenen met dansende mondhoeken.

Beide verhalen in deze keerdruk zijn geïllustreerd door Kees De Boer. 
  
Amsterdam :Querido, 2015, 192 p. : ill. ISBN 9789045118888 

deze pagina printen of opslaan



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri