7+ - Bij de gelegenheid van Martha Heesens bekroning met de
Theo Thijssen Prijs voor haar oeuvre, werden twee van haar verhalen voor jonge
lezers in een keerdruk opnieuw op de markt gebracht: Maandag heeft vleugels en Wolf.
In Maandag heeft vleugels ontfermt de
moederloze Klaar zich over een eveneens moederloos ganzenkuiken. Ze noemt hem
Maandag, naar zijn geboortedag. Maandag wordt haar vertrouweling en hij volgt
haar overal, tot in haar bed toe. Samen pakken ze Klaars angsten aan: de spoken
en enge beesten onder haar bed, het donkere erf, de vos die 's nachts komt,
enge mannen en noem maar op. Eigenlijk wil Klaar Maandag opleiden tot een goede
waker, maar dat zal hem een zorg wezen. Een en ander verandert wanneer juf Aaf
op bezoek komt. Klaar vindt haar lief zolang ze op school blijft, maar zodra ze
te dicht bij haar vader komt, bijt de jaloezie. Maandag merkt dit en slaat toe.
Dit lichte verhaal draagt heel wat elementen aan. Moederloze
Klaar vindt het begrip ‘moeder' uit. De spontane dialogen tussen Klaar en de
gans zorgen voor een rake, originele, maar vooral subtiele uittekening van
kinderangsten en jaloezie. Klaar groeit bovendien in die dialogen, want dank
zij Maandag overtuigt ze zichzelf: ‘Niet huilen. Het went wel.’ Vader is de voornaamste
tegenspeler. Hij blijft nuchter wat Maandag betreft en zet de gans zonder veel
commentaar het huis uit, maar hij begrijpt zijn dochter goed genoeg om af en
toe een oogje dicht te knijpen. Ook juf Aaf gedraagt zich niet anders of
sentimenteler dan een lieve, begripvolle juf. De twee volwassenen houden Klaar
bij de realiteit en zorgen voor een leuke confrontatie van twee werelden. Dankzij
de humor, de korte hoofdstukken en de heldere taal leest het verhaal als een
trein. Martha Heesen heeft nog maar eens van een zeer klassiek onderwerp een
origineel en schitterend verhaal gemaakt.
In Wolf zijn de hoofdrollen voor Nene,
Coppe, Nenes vader en de hond Wolf. De favoriete plek van Nene, negen, en
buurjongen Coppe, bijna negen, is de appelboom in Nenes tuin. Van daaruit hebben
ze uitzicht op het erf, de timmermanswerkplaats van Nenes papa, en de tuin van
Coppe. Net wanneer ze druk plannen maken om tijdens de zomervakantie een boomhut
te bouwen, krijgt Coppe een ongeluk. Hij geraakt in een coma en komt na 78 1/2
dagen als een andere Coppe terug. Nene baalt. Van een boomhut weet hij niets
meer. En zij baalt nog meer wanneer hij een speciaal geschenk krijgt: een hond,
Wolf. Nene is bang van het grote, vieze beest en ze voelt zich buitengesloten.
Ze wil dat hij verdwijnt. Maar wanneer de stroming van de rivier Wolf tijdens
een verboden zwempartijtje meesleurt, schrikt Nene. 's Nachts gaat ze op zoek.
Het is een eenvoudig avontuurlijk verhaaltje voor
jonge kinderen, maar Martha Heesens bijzonder grote vakkennis blijkt op elke
bladzijde. Het verhaal begint in een bekende, veilige omgeving: het eigen huis,
de appelboom in de tuin. Die veilige omkadering
wordt gaandeweg uitgebreid: Coppe steekt in het donker het weiland over en
krijgt een ongeluk; een ontgoochelde Nene fietst voor het eerst alleen naar
school, hoewel Heesen voor houvast zorgt en met een paar trefwoorden de weg
duidelijk uittekent: de dijk met de bomenrij, de bocht waarachter je papa niet
meer kunt zien.
Dat Nene en Coppe in de tweede
helft van het verhaal dit goed omlijnde decor verlaten, maakt het voor kinderen
spannend en geheimzinnig. Ze ontmoeten de paardenvrouw, gaan naar het strandje
bij de rivier waarvoor je twee weilanden over moest, het waterbos, het
stammetjespad, de ruïne van het oude fort, het Steeneiland... Het suggereert allemaal
genoeg voor een kind om te weten hoe eng het voor Nene allemaal is.
Nene is de
protagonist. Het hele verhaal ontrolt zich vanuit haar gezichtspunt, hoewel
niet in de ik-persoon, maar in een personele zij-vorm. Je krijgt de prettige
indruk dat Heesen liefst een beetje afstand houdt. Zoals Nene, die goed kijkt
en veel ziet vanuit haar boom. Heesen houdt het standpunt consequent vol. Nene
snapt wel dat er iets aan de hand is met Coppes hoofd, maar ze vat de
draagwijdte er niet van. Dus gaat Heesen er ook niet op in. Wel dringt ze in Nenes wensdromen binnen:
laat Wolf verdwijnen, laat hem achter in Friesland bij Coppes grootouders en
alles wordt weer als vroeger. Kinderen die zich hierin kunnen inleven,
begrijpen achteraf ook Nenes grote schuldgevoel. Zo ook de emoties bij het conflict tussen Nene en Coppe, en Nenes heldhaftige
zelfoverwinning wanneer ze Wolf redt – ze krijgen alle ruimte. Tussen papa en
Nene is vanaf de eerste regels de sfeer gezet: ‘Heb je wel iets lekkers uit de
kast gepakt? Ja. Een heleboel. Goed zo. Tot straks dan, boomheks! Tot straks,
aardman!’ Daar hoeft zelfs geen half zinnetje psychologische beschouwing bij.
Ook niet bij de intrede van de onstuimige Coppe.
De luchtige bladspiegel en een aangenaam lettertype
zijn uitnodigend. Fijne, realistische potloodtekeningen onderbreken de
getitelde hoofdstukken, die hoogstens vijf bladzijden tellen. De korte zinsbouw
is voor jonge kinderen zeer goed te behappen, zonder simplistisch te zijn:
‘Nene keek naar Coppes gezicht en zag zijn mondhoeken
dansen. Coppes mondhoeken dansten altijd als hij bijna moest lachen. Het was
verschrikkelijk lang geleden dat Nene Coppe had zien lachen. Maar dat dansen
van zijn mondhoeken, dat wist ze nog precies.’
Zo lees jeWolfvan
Martha Heesen, achtjarigen met herkenning en spanning in de buik en volwassenen
met dansende mondhoeken.
Beide verhalen in
deze keerdruk zijn geïllustreerd door Kees De Boer.
Amsterdam :Querido, 2015, 192 p. : ill. ISBN
9789045118888
deze pagina printen of opslaan