‘Eigenlijk leren we het
nooit fatsoenlijk, wachten’
Met ruime tussenpozen schreef Bart Moeyaert De Schepping, Het Paradijs en nu De
Hemel, telkens op vraag van het Nederlands Blazers Ensemble, bij werk
van componist Haydn. Het resultaat is een geschakeerd drieluik, waarin Moeyaert
steeds meer afstand neemt van het vertrekpunt. De Schepping
bleef nog dicht bij het scheppingsverhaal, en blonk uit in ijzersterke beelden
en de portrettering van God en de ik-figuur. Ook in Het
Paradijs bleven heel wat elementen overeind. Voor De
Hemel liet Moeyaert het passieverhaal, waarnaar Haydns werk Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am
Kreuz verwijst, ver achter zich. Die keuze vraagt moed, en getuigt van de
toegenomen zekerheid van de schrijver.
De Hemel oogt ook een stuk ‘kaler’ dan
Het Paradijs, waar beelden en zinnen vaak nog woekeren als
de kamperfoelie in het paradijs – wie dicht bij de dood is, laat overtollig
vertoon achter. Maar eenvoud bedriegt. Analyseert u zelf maar eens hoeveel
poëzie er schuilt in schijnbaar stille zinnen als dit: ‘Over de stoep stoof een
wolk van stof. De deuren van de bus sisten.’ (29) Anders dan bij veel ander
werk van Moeyaert treedt de tekst hier niettemin niet voortdurend op de
voorgrond, waardoor je als lezer echt in de man gaat wonen. Deze oude man
krijgt een heel eigen karakter, hoewel er onmiskenbaar motieven uit Moeyaerts
oeuvre weerklinken (zoals de kloeke gedachte, ‘dunner nog dan lucht’).
Minstens zo belangrijk voor de kracht van de ik-figuur zijn de
bijzonder sterke illustraties van Gerda Dendooven. Niet eerder zag ik een
hoekige figuur zoveel zachtheid uitstralen als in die eerste prenten. Dat net
zij Wolf Erlbruch opvolgt als illustrator van deze reeks, kan geen toeval zijn:
er zijn duidelijke parallellen tussen hun werk, waarin krachtige figuren in
evenwicht blijven op het blad door de witruimte om hen heen. Prachtig is de
cover, waarop een oude man hemellichaam lijkt te worden tussen andere
brokstukken in de ruimte en daarmee niet alleen ‘de hemel’ vertolkt als een
plek in het heelal, maar ook het reikhalzende wachten, op zoek naar een ruimte
buiten de eenzaamheid. Nauwelijks enkele lijnen en goed gecomponeerde vlakken
heeft Dendooven nodig om mensen en gevoelens neer te zetten, en zelfs in die
enkele lijnen flitsen knipogen naar de kunstgeschiedenis voorbij. De etende
familie op p. 15 doet denken aan De
aardappeleters van Van Gogh – al zijn het misschien niet meer dan de
neuzen, en de vrouw in de bus (p. 24) lijkt wel een van Ensors gemaskerde
mensen, waardoor het idee van de ik-figuur over de dood vermomd als vrouw op
pantoffels subtiel vorm krijgt.
Het is even schrikken als ik de cd beluister: de man die in de
intieme lezing van de avond voordien uit tekst en beeld was ontstaan, lost op
in de heftige muziek. En wie zowel de vertelstem als de muziek goed wil horen,
moet de volumeknop aardig opendraaien… Maar dan komt de kentering, ergens bij de
zuchtende tonen van de blazers in Sonata III, wanneer de dood al dagenlang op
zich laat wachten, en meer nog bij dat krachtige stuk uit Il Terremoto – ‘je
vraagt aan iemand een vuurtje, en op dat moment slaat de bliksem in’. Van dan
af blijft het genieten van het geslaagde samenspel, en valt me steeds meer op
hoe het Nederlands Blazers Ensemble het stuk van Haydn naar zijn hand heeft
gezet – of naar de tekst. Niet toevallig ook, wellicht, dat er twee stukken
opduiken uit respectievelijk Die
Jahreszeiten en Die Schöpfung, de
bewerkingen die eerder samen met en op tekst van Moeyaert werden gebracht.
Ook bij het luisteren valt op hoe knap Moeyaert in beelden en
gedachten andere elementen aansnijdt, die schijnbaar niet (meer) in de wereld
van de oude man thuishoren, zoals het wachten van een gezin op de jongste, ‘de
rebel die weer eens onvindbaar is’, en de terloopse gedachte ‘we hebben geen
hekel aan hem, we hebben een hekel aan de lege plek aan tafel’, of zoals het
wachten van een twaalfjarige ‘met het bonken van je hart in je keel, ergens op
een hoek, bij een boom, aan de poort van een school’.
Lang vond ik het gedicht ‘Vier manieren om op iemand te wachten’
(Joke van Leeuwen) een van de mooiste variaties op het thema. Met De
Hemel voegt Bart Moeyaert daar een prachtige, tja, ode?, grafrede?
over wachten aan toe: de hemel als plek waar op je wordt gewacht, ook als dit
in jaren niet is gebeurd. ‘Ik besefte dat er de laatste jaren bijna nooit meer
op mij was gewacht. Om eerlijk te zijn: nooit. Nunca never. Mijn armen werden zwaar van die
gedachte.’
Amsterdam: Querido, 2015, 41 p. : ill. + cd. ISBN 9789045118086
deze pagina printen of opslaan