3+ - Het grote boek
van Panda en Eekhoorn bundelt alle achttien verhalen uit de drie boeken
over de twee vrienden, Panda en Eekhoorn
(2020), Een vriend, wat is dat? (2021) en Op reis met een vriend (2022). Het is
letterlijk en figuurlijk een groot boek, op groot formaat, luxueus uitgegeven
met gouden leeslint. Het is ook groots door de manier waarop Ed Franck en Thé
Tjong-Khing in woord en beeld weergeven wat echte vriendschap betekent.
Het eerste boek maakt
meteen duidelijk dat een vriend het mooiste is wat er bestaat, mooier dan de
schitterende maan. Echte vriendschap breekt door elke schutting en laat zich
niet afschrikken door verschillen, maar houdt er integendeel rekening mee. Ook
al worden die verschillen pijnlijk duidelijk wanneer ze samen proberen te
spelen, het feit dat ze samen kunnen nadenken en ruzies kunnen bijleggen, maakt
dat ze het fijn hebben bij elkaar. Hoe eenvoudig de korte verhalen ook verwoord
zijn, misschien net door die eenvoudige en heldere taal verduidelijken ze voor
jong en oud wat wezenlijk is.
Als antwoord op de vraag uit de titel van het tweede boek
geeft Eekhoorn een heuse opsomming: ‘Een vriend gaat met je wandelen. / Hij
vertelt je al zijn geheimen. / Hij knuffelt je als je verdrietig bent. / Hij
speelt leuke spelletjes met je. / Hij helpt je als je in de knoei zit / en laat
je nooit in de steek. / Hij brengt je vaak aan het lachten / en…en… nog zoveel
meer!’ De opsomming bevat in een notendop de kern van de verhalenbundel.
Tegelijk biedt ze een staaltje van Ed Francks heldere, eenvoudige en
doeltreffende taalgebruik. Daarmee weet hij ook gevoelens voor heel jonge
kinderen ‘verteerbaar’ te maken: ‘Hij kruipt in zijn nest en probeert kleine
brokjes verdriet en grote brokken angst weg te slikken.’ Het valt ook op in
hoeveel verhalen de twee vrienden lekker knus samen liggen of zitten, een
lijfelijke nabijheid die ook Thé Tjong-Khing in zijn illustraties geregeld in
de verf zet.
Op
reis met een vriend maakt de cirkel rond. Terwijl in de eerste twee boeken
Panda het initiatief neemt om op tocht te gaan, is het dit keer de beurt aan
Eekhoorn. Hij wil graag meer van de wereld zien en nieuwe plekken en dieren
leren kennen. Panda vraagt bezorgd of hij dan in zijn eentje op stap wil, maar
Eekhoorn heeft meteen zijn antwoord klaar: ‘Reizen met een vriend is dubbel zo
leuk / als reizen in je eentje, Panda.’ Als Eekhoorn telkens zijpaadjes wil
inslaan, legt Panda een van de geheimen van hun vriendschap bloot: ‘Mijn vriend
heeft kronkels in zijn hoofd die ik niet heb, maar net daarom zie ik hem zo
graag.’
Het
valt op hoe in dit derde deel Ed Franck vaker dan in de vorige delen
levenswijsheden over vriendschap expliciteert. Nadat Eekhoorn op de rug van een
gier vloog en zo een van zijn grote dromen in vervulling zag gaan, zegt hij
tegen Panda: ‘Ik zie in jouw ogen dat jij / niet jaloers bent, maar blij /
omdat ik blij ben.’ ‘ Ja, zo gaat dat onder vrienden’ zegt Panda. Wat verder
lees je: ‘Bij twee vrienden hoeft niet altijd dezelfde zijn zin te krijgen.’.
Maar de mooiste wijsheid geeft Uil. Hij merkt op dat Panda en Eekhoorn geen
gewone vrienden zijn, maar boezemvrienden: ‘Gewone vrienden omarmen elkaar met
hun poten […] Boezemvrienden omarmen elkaar met hun hart.’
Niet enkel het centrale motief
van de vriendschap verbindt de verhalen in de drie boeken, maar ook andere
motieven en personages. Zo is er het motief van het zorg dragen voor wie klein
en kwetsbaar is. In het eerste deel nemen de twee vrienden een achtergelaten
kuiken onder hun hoede, in het derde boek houden ze voor even het ei van de
lammergier warm. Hier maken ze op hun reis ook kennis met allerlei nieuwe
dieren met vaak klankrijke namen als de kraanvogel, de vuurbuiksalamander, de
stompneusaap en de lammergier. Ze ontmoeten zelfs enkele kleine ‘tweepotigen’.
Door de blik van Eekhoorn kunnen de kleine luisteraars en lezers zichzelf in
een ander licht zien. Eekhoorn vindt mensen maar ‘een raar soort dieren’: ‘ze
hebben een vel, / maar dragen toch een tweede vel / dat los om hun lijf
floddert. / Soms dragen ze extra ogen op hun neus, / die ze kunnen afnemen.’ In
het laatste verhaal organiseert Eekhoorn een groot ‘vertelfeest’ waarop alle
vertrouwde dieren uit hun bos uitgenodigd zijn: Uil, Vlinder, Berggeit, Eend…
en natuurlijk ook Slak, die ook nu weer enkel vragen stelt die niet alleen de
andere dieren maar ook de lezer/luisteraar aan het denken zetten.
Maar het is de wijze Uil die de
finale vraag stelt aan Panda: ‘Wat heb jíj bijgeleerd?’ Het antwoord vat nog
eens de kern van de verhalen samen: ‘Reizen is wel een beetje leuk’, zegt
Panda. ‘Maar een plek waar je je thuis voelt is veel leuker. Zeker met een vriend
erbij.’ De laatste gedachte echter is voor Eekhoorn en focust op de kracht van
mooie woorden. ‘Slapen, boezemvriend’ mompelt Panda. ‘Wat een mooi woord, denkt
Eekhoorn.’
Het grote boek van Panda en
Eekhoorn is zo’n hartverwarmend boek om niet alleen te omarmen met je
armen, maar ook met je hart.
Ed Franck, Thé Tjong-Khing: Het grote boek van Panda en Eekhoorn, Davidsfonds/Infodok,
Antwerpen 2023, 177 p. : ISBN 9789002278785. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan