Parels, beslist
niet voor de zwijnen
12+ - Hoe sleur je
meteen je lezers een informatief boek binnen? ‘Dit is een van de raarste schilderijen die ik ooit heb gezien. Het is
echt, en tegelijkertijd niet. Zeg dat wel. Er staan mensen op die druk
bezig zijn, maar met heel andere dingen dan je gewoonlijk ziet.’ Zo dus: je
plaatst je lezer in de rol van gesprekspartner of zo je wil van luisteraar. Dat
‘raarste schilderij’, dat is ‘De verkeerde wereld’ van Pieter Bruegel de Oude,
zijn beroemde schilderij vol spreekwoorden uit 1559.
Het hele boek is opgesteld als
een speels leergesprek tussen een leermeester, die uitleg geeft bij de
afgebeelde spreekwoorden en een leergierige, enthousiaste én pientere leerling
die voortdurend vragen stelt maar ook zelf antwoorden geeft of op details
wijst. Die vraag-en-antwoord-vorm paste Ted Van Lieshout eerder al met succes
toe in Wat is kunst?
De leermeester
is een prima onderwijzer. Zijn uitleg is steeds helder en boeiend. Verhelderend
werken de vele herkenbare voorbeelden die de oude spreekwoorden koppelen aan de
leefwereld van de jonge lezers van vandaag. Neem ‘Een kaars voor de duivel
branden’. Dat betekent
‘dat je slijmt of dat je goedpraat wat iemand anders fout
heeft gedaan, omdat het in je voordeel is. Er is bijvoorbeeld een jongen in de
klas die iedereen pest en toch pap je met hem aan omdat hij een paar vrienden
mag uitnodigen voor een avond naar de film.’
Zijn uitleg blijft ook boeien,
niet alleen door de links naar herkenbare situaties, maar ook door de vele
kleurrijke en plastische spreekwoorden zelf. Neem ‘ze schijten uit hetzelfde
gat’ bij de twee mannetjes die hun blote billen naar buiten steken:
‘Dat spreekwoord wil ik graag gaan gebruiken? Wanneer kan dat?
Je vraagt je moeder om meer zakgeld. Je moeder zegt: ‘Absoluut
niet.’
Dan ga je naar je vader en je vraagt het aan hem. Hij zegt:
‘Als het van je moeder mag, mag het van mij ook.’
‘Het mag niet
van haar.’
‘Dan van mij ook niet,’ zegt je vader. Op dat moment
kun je roepen: ‘Jullie schijten uit hetzelfde gat!’
Leuk en herkenbaar, maar ook
bruikbaar. Al op de openingspagina’s wijst de leermeester erop dat je
spreekwoorden slim kunt inzetten, bijvoorbeeld als je niet meteen de juiste
woorden vindt om te troosten, dan kun je zeggen: ‘Het komt wel weer goed, want
na regen komt zonneschijn’. En bij ‘zijn huik naar de wind zetten’ luidt het: ‘Dat
is het fijne van veel spreekwoorden. Je kunt iets kritisch zeggen, zonder dat
er meteen een vervelende sfeer ontstaat.’ Tegelijk wijst de verteller er ook op
dat uitdrukkingen soms onaardig kunnen zijn, bijvoorbeeld als ze vooroordelen bevatten
of mensen met een handicap in een negatief daglicht plaatsen. Op het eind vat
hij de kracht van spreekwoorden nog eens gebald samen. Ze ‘zijn leuk. En
handig. En vaak heel mooi, beeldend en poëtisch.’
Dat mooie, beeldende en
poëtische zet Van Lieshout geregeld in de verf. Het is niet verwonderlijk dat
de leermeester – als alter ego van de dichter Van Lieshout het spreekwoord ‘Hij
draagt de dag met manden uit’ het prachtigste vindt. Het is een klein stukje
poëzie: ritmisch en klankrijk door alliteraties en klinkerrijm. Ook ‘Ledigheid
is des duivels oorkussen’ is voor hem een spreekwoord ‘dat mooi en ouderwets
klinkt’. Dat hij zijn eigen voorkeuren meegeeft, maakt de leermeester ook tot
een gepassioneerd verteller. Je voelt dat hij een boontje heeft voor die oude
wijsheden, meer nog, hij raakt er niet over uitgepraat. Vaak roept een
spreekwoord dat op het schilderij wordt afgebeeld bij hem andere, verwante
spreekwoorden op. ‘Met het hoofd tegen de muur lopen’ bijvoorbeeld, doet hem
denken aan ‘van het kastje naar de muur gestuurd worden’ of ‘tegen een muur
praten.’ Elders geeft hij een hele pagina spreekwoorden en uitdrukkingen met
‘kop’ erin. Zo doet hij op een speelse en enthousiaste manier aan
taalverrijking.
De rasverteller Van Lieshout weet ook dat een goede onderwijzer veel
variatie in zijn uitleg moet stoppen. Hij wisselt heel bekende spreekwoorden
als ‘een oogje in het zeil houden’ of ‘de kruik gaat zo lang te water tot ze
barst’ af met (bijna) compleet vergeten spreuken als ‘wie vuur eet, schijt
vonken’ of ‘het ringetje van de deur kussen.’ En hij en zijn leerling vinden er
ook zelf uit: ‘wie naar school gaat op zijn schaatsen, die komt veel te laat
ter plaatse.’ Aan het eind van het boek prikkelt hij de fantasie van de lezers
door ook hen uit te nodigen om zelf spreekwoorden te bedenken.
Variatie is er ook in
de uitleg zelf. De verteller legt niet alleen uit wat de spreekwoorden
betekenen, al dan niet door ze te verbinden met concrete situaties, maar weidt
geregeld ook uit over de herkomst of de evolutie ervan. Zo leer je waar ‘bij de
neus nemen’ vandaan komt en verneem je dat we voor ‘twee hoofden onder een
kaproen’ tegenwoordig een ander spreekwoord gebruiken: ‘onder één hoedje
spelen.’ Soms maakt hij ook interessante zijsprongen, bijvoorbeeld wanneer hij
er op wijs dat spreekwoorden taalgebonden en dus vaak ook niet letterlijk te
vertalen zijn.
Ten slotte deed Van Lieshout als een prima schoolmeester geen half werk en ging
hij niet over een nacht ijs. Zoals in al zijn boeken is er een goed doordachte
interactie tussen tekst en beeld. De kijker-lezer wordt actief betrokken bij
het verhaal doordat zij of hij telkens het betreffende spreekwoord kan zoeken
op de uitsnede uit het schilderij dat erbij afgedrukt wordt. Geregeld neemt van
Lieshout ook andere schilderijen of prenten op waarop het spreekwoord afgebeeld
wordt of een voorwerp of gebruik dat nu niet meer of nauwelijks nog bekend is
zoals de rijksappel, de galg of het bakeren. Achteraan vermeldt hij de bronnen
die hij daarvoor gebruikte en neemt hij twee lijsten op van de spreekwoorden,
een genummerde waarbij de nummers verwijzen naar de vindplaatsen op het
schilderij en een alfabetische, geordend op de kernwoorden, van ‘een aal bij de staart hebben’ tot
‘parels/rozen voor de zwijnen.’
Daardoor kun je elk spreekwoord gemakkelijk terug vinden, in woord en beeld.
Rozen voor de zwijnen is opnieuw zo’n
inventief, uniek, kunstzinnig boek waar Van Lieshout een patent op lijkt te
hebben. Om het met een kleine variatie op een citaat uit het boek te zeggen: ‘Ik
ging helemaal uit mijn dak bij de
manier waarop Ted van Lieshout in Rozen
voor de zwijnen de pannen van het
dak speelde. Ik wilde wel van de
daken schreeuwen hoe geweldig ik het vond. En ik was niet de enige, want het dak ging eraf.’ Dit zijn parels,
maar beslist niet voor de zwijnen.
Ted van Lieshout: Rozen voor de zwijnen. De minstens 100
spreekwoorden van Bruegel, Leopold, Amsterdam 2013, 18 p. : ill. ISBN
9789025884611. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan