10+ - Op de rug van Bigi Kayman, waarin de
Surinaamse schrijfster Henna Goudzand Nahar jonge kinderen een beeld geeft van
wat slavernij inhoudt, liep meteen in de kijker. In 2022 werd het boek bekroond
met zowel een Bronzen Griffel als een Zilveren Penseel voor de prachtige
illustraties van Hedy Tjin.
De historische roman Suikerland start op Afrikaanse
bodem. De eigengereide Esi heeft heel wat om over na te denken. Ze wil later graag
in de beeldenmakerij van haar grootvader werken, kan prachtig tekenen en hoopt
ooit te leren lezen en schrijven. Haar moeder verwacht echter dat ze zich,
zoals alle meisjes, bekwaamt in het huishouden. En dan is er nog Lano, de slaaf
van het gezin die één jaar ouder is dan zij. Tot voor kort aten en speelden ze
samen, haast als broer en zus. Maar vanaf nu wordt verwacht dat ze afstand van
hem neemt en hem opleidt tot een goede slaaf. Hooghartig spreekt ze hem aan met
‘jongen’, maar vanbinnen voelt ze zich verward.
Wanneer Esi, haar jongere broertje
Yaa en Lano op een dag bij de rivier zijn, worden ze ontvoerd door Afrikaanse
mensenrovers. Ze brengen de kinderen naar een schip waar ze hen als slaven aan
de bemanning verkopen, voor enkele kruiken alcohol en een lap stof. Daar maakt
het drietal voor het eerst kennis met blanken, die ze angstig ‘witte wezens’
noemen. De mensonterende toestand op het slavenschip wordt treffend weergegeven
door enkele van de vele stripachtige tekeningen van Renate Siepel, die het
verhaal knap ondersteunen. De lezer ziet een duister ruim. Er loopt een
ruwhouten trap naar boven en tegen de wand bevinden zich reusachtige houten
rekken. De slaven zitten er opeengepakt, zowel in de rekken als op de vloer, hun
lichamen nauwelijks nog van elkaar te onderscheiden. Het wit van hun uitgebluste
ogen licht troosteloos op in het donker.
Tijdens de overtocht op zee voelen
we Esi evolueren. Ze beseft meer dan ooit dat alle mensen het recht hebben om
vrij te zijn en kiest er heel bewust voor om Lano opnieuw als een broer te
beschouwen. Zo vindt het drietal wat broodnodige warmte bij elkaar. Maar enkel
Esi bereikt de overkant van de oceaan. Lano weet met een klein
bevoorradingsbootje te ontsnappen in de richting van de Afrikaanse kust. En Yaa
wordt ziek en overlijdt.
Esi wordt huisslaaf van de blanke slavenmeester David Cohen
op de suikerrietplantage Bethlehem. Ze leeft er samen met de andere huisslaven:
de oude huishoudster Nene, de jonge Marie en de oude tuinman Isaïe. Een
bijzonder geval is Jantje, de zoon van een voormalige blanke opzichter op
Bethlehem en een zwarte slavin.
Deels maakt Goudzand er een spannend verhaal van door
Jantjes familiegeschiedenis te ontrafelen en stukje bij beetje zullen alle
geheimen op de plantage uiteindelijk boven tafel komen. Maar haar
hoofdbedoeling blijft toch dat de lezer zich een genuanceerd beeld kan vormen
van wat slavernij op een plantage betekent.
De impliciete aanklacht dat
mensen veel te vaak anderen verraden om het zelf beter te hebben loopt als een
rode draad doorheen het verhaal. Homo homini lupus, dat was al duidelijk
voelbaar toen de mensenrovers de kinderen verkochten. In dit deel van het
verhaal lezen we bijvoorbeeld we hoe Nene samen met Salomon, de puberzoon van
Meester Cohen, grapjes maakt over de miserabele toestand van andere slaven. En
de zwarte opzichter Basya Leegbek ranselt op bevel ongenadig Isaïe af voor een
kleinigheid, enkel om zelf klappen van de slavenmeester te ontlopen.
Goudzand gaat de
wreedheden die op de plantage gebeuren niet uit de weg. Zo vertelt ze hoe
Maries tong afgesneden wordt omdat ze vertrouwelijke informatie van de familie
vertelt aan de opzichter en hoe de bloedhonden gevluchte slaven verscheuren.
Ook de passage waarin een zwangere vrouw met de zweep bewusteloos geslagen
wordt, terwijl ze gedwongen hete stenen in haar hand houdt, grijpt naar de keel.
En taalgebruik zoals ‘neger’, ‘zoutwaternegerin’ of ‘nikkertjes’ blijft toch
schuren in je binnenste. Ook al heeft Goudzand dit in haar voorwoord kordaat en
helder gekaderd als taal die typisch is voor tijd van de slavernij en ‘tegenwoordig
niet meer in gebruik!’
Het is boeiend om te ervaren hoe Esi en Jantje op een
totaal andere manier naar hun gevangenschap kijken dan de oudere huisslaven.
Nene en Isaïe aanvaarden gelaten hun lot. Zij willen vooral een goede slaaf
zijn. De jongere Marie berust ook, maar eerder uit angst. Begrijpelijk na het
trauma dat ze meemaakte. Esi en Jantje, kinderen nog, zijn veerkrachtig en blijven
geloven in zelfbeschikkingsrecht voor alle mensen. Doorheen het verhaal voelen
we hoe vurig ze allebei blijven hopen ooit vrij te zijn. Esi bij haar familie
in haar dorp en Jantje bij zijn vader, die nu in Amsterdam woont. Goudzand
toont Esi’s hoop in elke tekening die ze in het stof op de vloer maakt, net
zoals Jantjes hoop mooi zichtbaar wordt in zijn aanhoudend blijven oefenen in
lezen en schrijven.
Een kentering komt er op Salomons zestiende verjaardag. De slavenmeester
verplicht Nene, die voor de jongen gezorgd heeft vanaf zijn babytijd, hem vanaf
die dag aan te spreken met ‘jongeheer Salomon’ en voor hem te buigen. Het is
net die éne vernedering te veel, die ook bij de oudere huisslaven een groot onrechtvaardigheidsgevoel
laat ontwaken. Ze beslissen de krachten te bundelen om Jantje te helpen
ontsnappen en zich aan te sluiten bij de marrons, een groep gevluchte slaven
die samenleeft in het regenwoud.
Vanaf hier laat Goudzand de gebeurtenissen in hoog tempo
passeren en ze schuiven ook net iets te soepel in elkaar. Een jaar na zijn
vlucht helpt Jantje Esi, die ondertussen kan lezen en schrijven en die ook
vernomen heeft dat Lano veilig de kust van Afrika heeft bereikt, zich aan te
sluiten bij zijn groep marrons. Daar leeft ondertussen ook Jantjes moeder, die
Esi behandelt als een eigen dochter. Binnen deze groep krijgt Esi eindelijk de
kans om houten kunstvoorwerpen te maken. Dit té glad gepolijst einde zwakt
Goudzands krachtige roep om gelijkwaardigheid een beetje af. Jammer.
Henna Goudzand Nahar,
Renate Siepel: Suikerland, Querido, Amsterdam 2023, 288 p. : ill. ISBN 9789045126999.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan