12+ - ‘Ik moet gek zijn. De nacht was aardedonker.
Opnieuw verdronk ik in de nachtmerrie, ging ik kopje-onder in de ijskoude
rivier, zoog de oerkracht van de onderstroom me naar de bodem.’
De eerste zinnen zijn
altijd een uitdaging voor een auteur. In dit geval sleuren ze je als lezer
meteen mee in de gedachtestroom van de ik-figuur. Als ze ontwaakt uit haar
nachtmerrie, beslist Aylin om terug te duiken in het verleden, in een poging in
het reine te komen met het drama dat haar leven zo grondig overhoop haalde. Het
openingsfragment is op grijs papier gedrukt, net als vijf andere passages in
het heden waarin Aylin met haar vier vrienden van vroeger de confrontatie
aangaat met het verleden en met zichzelf. De grijze tint beklemtoont de
duistere kant van het verhaal, de kant van de wraakgedachten en de worsteling
met alles verzengende schuldgevoelens, pijn en verdriet.
De grijze pagina’s knopen de
fragmenten uit het verleden vakkundig aan elkaar. Dat verleden speelt tijdens
enkele hete zomerdagen in een klein grensdorp. De vijf jongelui uit het dorp
hangen rond bij een kapel aan de rivier, de enige plek waar hun ouders hen niet
in de gaten kunnen houden. Om de verveling te verdrijven, gaan ze een
weddenschap aan, waarbij elk een opdracht moet geven aan een ander. Het begint
met een inbraak in de kapel, waar ze hun mobieltjes opsluiten. Terwijl de
opdrachten steeds gewaagder worden, wordt hun kring plots doorbroken door de
komst van Kyra, die haar tentje vlak bij ‘hun’ kapel opzet. Kyra komt van over
de grens, heeft de ogen van een wolf, een échte tattoo en heel veel lef. Al
snel blijkt echter dat achter haar pantser een breekbaar en gekwetst iemand
schuilt. Bij Aylin roept ze heel verwarde gevoelens op, die haar uiteindelijk
compleet overrompelen, maar tegelijk haar plaats in de groep bedreigen. Wanneer
Kyra op Aylins aandringen een ultieme uitdaging aangaat om in de groep
opgenomen te worden, loopt het helemaal fout.
Net als in haar debuut, Vluchtweg, slaagt Goedele Ghijsen er met verve in om de relaties binnen een
groep jongeren scherp te typeren, net als de onderstroom van emoties en
spanningen. Dit alles door de blik van de ik-verteller Aylin, sterk gekleurd
door haar drang om erbij te horen en haar angst om uitgesloten te worden. De
auteur houdt de vaak heftige emoties goed in de hand door meer te suggereren
dan te expliciteren, door te focussen op lichaamstaal en door een beeldrijke
taal. Illustratief voor dit laatste is de manier waarop ze angstgevoelens
typeert:
‘De
angst probeert uit te breken, schudde met de tralies rond mijn hart.’; ‘We
keken/ de angst/ schouder aan schouder/ in de ogen.’; ‘tussen ons meer dan
genoeg ruimte waar de angst kan blijven hangen.’
Heel af en toe kan ze haar stijl
wel nog iets verder uitdunnen. In zinnen als ‘Lucas’ toon klonk hard’ of ‘Elide
keek me streng aan’ kan de lezer de emotie in de adjectieven zelf uit de
context afleiden. Daarentegen zijn de fragmenten in versvorm wel een krachtig
middel om zowel sfeer als gevoelens intens te verwoorden. Lees maar hoe ze met
enkele woorden (gekleurd door herhaling, contrast, klank- en woordspel) de
sfeer aan het begin van die dramatische zomer oproept:
‘Een eindeloze,
Broeierige
Zomer
met zeeën van tijd:
tijd om
grenzen af te tasten,
tijd om te groeien.’ In die ‘zomer van
durven en doen
werd het wij tegen zij.
Zij,
dat waren onze ouders,
die ons altijd en overal
zagen.
Die altijd zaagden […]
Wij trokken naar
elkaar.
We trokken ons er niets van aan.
Dachten we.’
Maar ook in
‘gewoon’ proza weet ze sfeer uit te drukken: ‘Het was die dag zo heet dat alle
geluiden wegvielen, de hele wereld leek stil te staan.’
Vergeleken bij haar debuut werkt
Goedele Ghijsen haar plot steviger uit. De lijnen uit verleden en heden haken
precies in elkaar, wat de spanning hoog houdt. De twee lijnen bieden de lezer
ook een boeiende inkijk in de manier waarop het drama ingewerkt heeft op de
karakters van de jongeren. Toch bleef ik hier wat op mijn honger zitten. Voor
mij had de auteur de complexe persoonlijkheden van Aylin en Kyra verder mogen
uitdiepen en zo nog meer diepgang mogen geven. Wel sterk is de behoedzame
manier, zonder nodeloze explicitering, waarop ze de toenadering tussen Aylin en
Kyra beschrijft, maar ik had de spanningen en de aantrekkingskracht tussen
beiden nog meer willen voelen zinderen. Ook had ik nog dieper willen
doordringen in hun motieven, achtergrond en emoties. Op dit vlak kan de auteur
zeker nog groeien.
Dat de uitwerking van de plot de aandacht van de lezer blijft vasthouden,
ligt ook aan de vele motieven die de auteur als extra draden door het
verhaalweefsel werkt, motieven als meedoen of uitgesloten worden, angst, schuld
en boete, liefde en seksualiteit. Soms weet ze die motieven te verwerken in
zinnen die door hun compactheid meteen raken: ‘Kyra leerde me wat overgave was:
vertrouwen, verstrengelen, verbinden.’
En dan is er nog het
onderliggende motief uit de titel, de onderstroom waaraan de lezer meerdere
invullingen kan geven: de letterlijke van de gevaarlijke stroming in een rivier
of de figuurlijke van de diepere lagen van het verhaal of van de karakters in
dat verhaal. Dat Goedele Ghijsen ook die onderstromen aanboort, maakt haar
verhalen zo boeiend.
Goedele Ghijsen: Onderstroom, Davidsfonds/Infodok, Antwerpen 2023, 135 p.
ISBN 9789002277832. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan