9+ - Saskia Eelman
is logopediste en taal- en dyslexiespecialiste en dat merk je meteen in haar
debuut als jeugdauteur. Als hoofdpersonage neemt ze een jongen die stottert.
Vanuit haar expertise weet ze die zo te typeren dat de lezers volop kansen
krijgen om zich in te leven in zijn gedachten en gevoelens. Positief is dat ze
niet enkel focust op zijn stotter ‘probleem’ (met vooral de angst om te spreken
in lastige situaties) maar dat ook plaatst in een context waarin de jongen zijn
weg zoekt in een nieuwe omgeving en daarbij net als andere kinderen nood heeft
aan vriendschap, genegenheid en begrip. Een goede vondst in de opbouw is dat ze
het stotteren pas na enkele hoofdstukken te berde brengt.
Jonas verhuist naar het eiland
waar zijn vader geboren is. Dat zorgt voor grote kopzorgen. Hij moet afscheid
nemen van zijn allerbeste vriend Boris, stelt zich vragen bij zijn nieuwe
school en voelt aan dat ook voor zijn moeder de verhuis moeilijk ligt. En
waarom praat zijn vader zo weinig over ‘zijn’ eiland? Kent hij er dan niemand
meer uit zijn kindertijd? Die laatste vragen zorgen voor extra spanning in het
boek. De gevoelige Jonas wil antwoorden, maar door de gespannen relatie met
zijn vader kan hij er maar moeilijk over praten.
De spanning tussen Jonas en zijn
vader heeft ook met zijn stotteren te maken, iets waar zijn vader moeilijk mee
om kan. Tijdens een gesprek met zijn therapeut bekent Jonas dat spreken met
zijn vader veel lastiger is dan met zijn moeder of zusje. De gesprekken met die
therapeut geven de lezers veel informatie over de problemen waar iemand die
stottert mee worstelt en methoden om daarmee om te gaan. Alleen hadden die
korter gemogen. Nu onderbreken ze soms te veel de spanningsboog en voel je er
bij momenten te veel de stem in van de auteur-logopediste die haar lezers de
‘goede’ aanpak van stotteren wil bijbrengen.
Eelmans typering van haar
hoofdpersonage laat zien dat ze wel wat in haar mars heeft. Dat blijkt ook uit
de manier waarop ze Jonas’ relaties verwoordt. Je voelt de warmte en
genegenheid tussen hem en zijn moeder en zusje maar ook de kilte die er soms
heerst tussen hem en zijn vader. Die spanning roept Eelman knap op door meer te
suggereren dan te benoemen, zoals in volgend gesprek met Jonas’ therapeut Rob:
‘Jonas’
schouders zakten naar beneden en hij begon te huilen. Bij de eerste tranen
wilde hij meteen dat het ophield. Zo erg was het toch niet. Hij werd toch niet
geslagen, of zoiets. Papa was vaak grappig en heel aardig tegen zijn vrienden.
Waarom dan dit gejank? ‘Ik snap het’, zei Rob. Toen dacht Jonas niet meer en
huilde alleen nog maar.’
Ook Jonas’ band met zijn beste vriend Boris, met wie hij
ongeremd kan praten, zet de auteur overtuigend neer, zonder nodeloos veel
woorden. Net in hun stilzwijgen en hun korte gesprekken begrijpen ze mekaar.
Voor een lichtvoetig tegengewicht zorgt Jonas’ nieuwe klasmaatje Maartje, een
echte praatvaar, die hem meteen neemt zoals hij is. Ze vinden mekaar in hun
gedeelde passie voor de natuur en hun gevoel voor humor. Over het stotteren
wordt met geen woord gerept en zo werkt dat ook als kinderen vriendschap
sluiten. Maartje zorgt er zo ook voor dat Jonas zich thuis gaat voelen op het
eiland. Dat doen ook de oude, stugge Leendert en zijn hond, met wie Jonas
vanzelf een band heeft, een band die nauwer blijkt dan gedacht, waarmee de
auteur meerdere verhaaldraden laat kruisen. Leendert geeft hem mee dat mensen
vaak nodeloos veel woorden gebruiken en dat je niet zoveel woorden nodig hebt
om uit te drukken wat écht belangrijk is.
Ook de auteur blijkt Leenderts
les begrepen te hebben. Om haar personages en hun onderlinge verhoudingen te
typeren, gebruikt ze zelden te veel woorden. Daar staat tegenover dat het ritme
af en toe stokt door een opeenstapeling van korte, gelijklopende zinnetjes. Ik
had ook vaker spitse of plastische zinnen willen lezen als de volgende: ‘Hoe
kun je iemand missen terwijl je hem nog ziet?’ De weinig zintuiglijke natuurbeschrijvingen
krijgen gelukkig een tegenwicht in de illustraties van Charlotte Peys. Haar
schilderijen in groene tinten waterverf focussen helemaal op de natuur op en
rond het eiland.
En dan is er nog het slot van
het verhaal. Met hoeveel honger kun je de lezer op het einde achter laten? Kun
je alle opgeroepen vragen op het einde grotendeels onbeantwoord laten?
Saskia Eelman,
Charlotte Peys: Windstil, Lannoo, Tielt 2024, 199 p. : ill. ISBN 9789401498180
deze pagina printen of opslaan