10+ - Het zal niet verwonderen dat de graag een beetje
nostalgische Koos Meinderts een keer een roman zou schrijven waarin zijn
autobiografie nog sterker een rol zou spelen dan bij voorbeeld in De zee zien. Hij komt nu
met de historische roman Stapelbedbroers, voor oudere kinderen, maar
zeker ook voor hun grootouders.
De ik-figuur is Henk, en we schrijven het jaar 1969 (en nog
een stukje 1970). Het jaar van, volgens velen, definitieve veranderingen, dat
bij veel oudere jongeren in de mind gekerfd staat. In zijn gezin (vader,
moeder, Wendy, Henk, Rocco en de tweejarige Paultje) in een arbeiderswijk in
Loosduinen is de wereld langzaam aan het schuiven. De vader is nog altijd de
centrale figuur, met z’n grote bek, maar kleine hartje, maar moeder begint haar
plek voorzichtig op te eisen. Henk opent de deur naar andere milieus. De nieuwe
muziek dendert het huis binnen, via Wendy, Henks oudere zus die een fan is van
de Golden Earring(s) en later van The Stones. Op school via een van zijn
klasgenoten, die het durft in de klas ‘Meneer de president’ van Boudewijn de
Groot op de draaitafel te leggen. Later via zijn nieuwe vriend op het
gymnasium, Jan Pieter (JP), fan van Bob Dylan.
Henk slaapt op één kamer met
zijn twee jaar jongere broer Rocco, in een stapelbed. Hun gesprekken, in
cursief weergegeven, vormen een belangrijk deel van het boek. De twee zijn
dikke maten, delen geheimen, gluren samen naar hun oudere buurmeisje, delen de
liefde voor Feyenoord en kunnen ook erg goed ruzie maken. Rocco is de toffe,
beetje ongestuurde jongen, die erg goed kan voetballen en (dan ook)
profvoetballer wil worden. Henk is de studiebol, de wat minder goeie voetballer,
die veel oog heeft voor de mysteries van het leven, het artistieke en de nieuwe
tijd (de maanlanding!). Maar in zijn milieu kom je niet verder dan de (m)ulo
(meer uitgebreid lager onderwijs), eigenlijk vonden zijn ouders dat al heel
wat. Dankzij een jonge, studerende elftalleider mag Henk naar de tweede klas
van het gymnasium, wat de relatie met Rocco verandert.
De sfeer in het gezin is die van
de gestampte pot: stevig taalgebruik, foute grappen en een hoop liefdevolle geintjes
én aandacht, ondanks de niet al te rooskleurige situatie. Vaders eenmansbedrijf
loopt voor geen meter, Wendy raakt zwanger.
Meinderts beschrijft het
allemaal snel, humoristisch en trefzeker, In lekker directe en beeldrijke taal,
waarin een grote variatie aan scheldwoorden, slechts een enkele keer te weinig
aan de lezer overlatend. De buurt waarin Henk woont, komt goed uit de verf,
evenals het verschil tussen de armeren en de rijkeren, onder andere te zien aan
de sporten die ze kiezen. Den Haag rukt op, (Turkse) gastarbeiders komen in de
wijk wonen. Vader (niet vies van racistische taal) noemt de Turkse buurman voor
het gemak maar Ali, maar buurman en hij komen tot het compromis ‘boerman’.
Later zal vader gratis diens huis verven, klein hartje, hè. Zeker zo mooi als
de band tussen de broers wordt de ontluikende vriendschap, vanuit Henk
aanvankelijk bol van de vooroordelen, met ‘gymnasiumpik’ Jan Pieter beschreven.
Aangezien er
niet heel veel gebeurt, het is bijna meer het kabbelende portret van een gezin
dan de wordingsgeschiedenis van de held, moet er voor enige spanning op een
bepaald moment wel een kanon afgeschoten worden. Dat gebeurt in de vorm van een
ongeluk met een scooter. Dat wordt op de eerste pagina, en anderszins ook, wel
zorgvuldig voorbereid. Rocco rijdt met de scooter van Wendy tegen een bus aan
en raakt in coma. Het geeft wel wat zwaar sentiment, ook door het min of meer
geëigende schuldgevoel van Henk: hij had zijn jongere broer beter moeten
beschermen. Meteen twijfelt hij ook aan zijn gymnasiumambities, zodat we ons
even een van de motto’s van het boek, dat over Ikaros, herinneren. Dat
sentiment zit ook wel in de relatie tussen de broers, nog het duidelijkst in
een van de slotstukken waarin Henk Rocco (die nog niet terug is uit het
ziekenhuis) in cursief toespreekt. Je vindt het ook terug als Henk schrijft
over zijn ervaringen met de literatuur. Een beetje dweperig over de klassieke
verhalen, en ronduit klef als hij precies de dramatische slotregels van Het
bittere kruid (Marga Minco) citeert.
Na het overweldigende happy end
komt er nog een wat raar, en ijdeltuiterig, A(mbachtsschool) – Z(warte Piet). ‘….waarin
ik op geheel persoonlijke wijze het een en ander uitleg en toelicht’). De vraag
is of de jonge(re) lezers dit lexicon tot zich zullen nemen. Daarin is de
ik-persoon Koos Meinderts. Het staat vol elementen die in het verhaal eigenlijk
al uitgelegd zijn, hier en daar geeft Meinderts wel meer informatie. Wat we in
ieder geval te weten komen, is dat we net heel veel autobiografische fictie
hebben gelezen. We kunnen, en dat verstoort die fictie, meteen achterhalen wat
uit het boek echt gebeurd is. Vreemd ouderwets zijn de lemma’s over de Lp en de
Pick-up, opvallend breed uitgemeten zijn die over de Golden Earring en Bob
Dylan. Er staat ook een hoop niet in, bij voorbeeld scheldwoorden als koekwaus.
De Dolle mina’s mogen ook geen eigen lemma, net als de gastarbeiders of het
liedje ‘Kom van dat dak af’.
Alles bij elkaar: een over het geheel strak geschreven
historische roman over een Haagse familie in het iconische jaar 1969, sterk
leunend op herkenning en sentiment. Meinderts’ nostalgische vonken zullen
ongetwijfeld overslaan op zijn leeftijdgenoten: ja, zo was het! Het is
afwachten wat het boek bij de tienplussers zal doen.
De cover van Maartje Kuiper is
prachtig, stilistisch volmaakt, met de maan van de landing bovenin, het dichtst
bij Henk, en de voetbal onder, vlakbij een voet van Rocco, en de gestapelde
woorden. Met ook nog een mooi plekje voor de initialen van de uitgever.
Koos Meinderts: Stapelbedbroers, Hoogland & Van
Klaveren, Hoorn 2021, 206 p. ISBN 9789089673596
deze pagina printen of opslaan