9+ - Het begint allemaal met een brief in een envelop. Die brief
ligt op de grond bij de brievenbus. Retour afzender, staat erop. Liet postbode
Bilal hem vallen bij het legen of lag-ie er al? Hoe dan ook, Deetje, het
hoofdpersonage, neemt hem mee, maakt de envelop open en wordt speurder: iemand
mist iemand, maar die iemand wil geen contact (meer). Allerlei mensen uit de
buurt worden bevraagd: de zangeres-van-één-hit Grazia, een door zijn vrouw
verlaten man, de slager. Zo krijgen we meteen een mooi beeld van een licht
verpauperde, multiculturele buurt. Eenoudergezinnen zijn zo’n beetje de norm.
Deetje woont met haar moeder, haar vriend Vito met zijn moeder en grote zussen
in een typische Bijlmer-flat. Ook hun beider vriend Kevin heeft geen vader meer
over de vloer. De mensen zijn erg hartelijk, maar slingeren net zo gemakkelijk
als een echte aso een vuilniszak van negen hoog over de balustrade. Zie de
aandachtige en koekjesbakkende moeder van Vito.
Het tweede speurderselement
wordt gevormd door Deetjes gepieker over haar afkomst: wie ben ik? Ze weet
nagenoeg zeker dat ze is ‘gevonden’ of geadopteerd, of dat ze eigenlijk een
prinses is. Een bekend motief in jeugdromans. Ze lijkt immers helemaal niet op
haar moeder! Niet qua karakter, zij druk en avontuurlijk, met goeie vrienden, moeder
stil en op zichzelf. Ook uiterlijk zijn ze erg verschillend: moeder echt wit, zij
‘met de kleur van karamel’.
Beide zoektochten worden netjes afgerond. De eerste is hier
en daar wat geforceerd en de bezoekjes aan buurtgenoten zijn niet echt spannend
te noemen. Iedereen vertelt er lustig op los als Deetje, al dan niet met de
anderen, langs komt. Dat geldt trouwens ook voor de nieuwe gymmeester die de
kinderen tegenkomen. Die brandt ook los, met zijn uitvoerige
vluchtelingenverhaal. De tweede zoektocht is wat geraffineerder, met als
hoogtepunt een scène waar Deetje voor de spiegel staat. Voor het eerst ziet ze,
in een flits, haar moeder in haar eigen gezicht. Het slot is happy, zoals
gebruikelijk in de vlot geschreven boeken van Koens, maar niet zo gesloten dat
de lezer niets meer te doen heeft.
De zoektochten worden uiteraard bij elkaar gebracht in dat
slot, met een hoofdrol voor het wat belegen motief van de Biblebeltdochter, die
kort gehouden wordt en het pand zwanger verlaat. Wanneer moeder eindelijk besluit
haar levensverhaal aan Deetje te doen, komt dat eigenlijk op een saai moment,
en ook in één keer. Wel leuk is dat dat ook het verhaal van een vlucht is.
Het
beschrijven van vriendschappen kun je goed aan Koens overlaten, zo ook hier. In
korte zinnetjes geeft ze aan hoe de verhoudingen en de sympathieën liggen,
waarbij ook volstrekt duidelijk is hoe ver Deetje wil gaan in het zich
‘overgeven’ aan een van de jongens. Ze zal niet zo maar haar eigenheid en
zelfstandigheid inleveren. Ook in het beschrijven van de gezinssituaties is
Koens sterk, ze doet dat vaak in erg mooie zinnetjes: ‘De gordijnen hangen
braaf langs de ramen’ (als moeder achterdochtig Deetjes kamer op komt), of ‘Als
je ons zou omdraaien bij memory, dan was je beurt zeker voorbij’ (Deetje vindt
dat ze niet op haar moeder lijkt).
Maartje Kuiper is de meest vertrouwde
illustrator/opmaakverzorgster van Koens, ze tekende voor de laatste drie boeken
van deze schrijfster. Ze doet dat opnieuw gestileerd, zonder spektakel. Eén
hoofdrol is er uiteraard voor een hoog balkon op het voorplat. Deetje kan van daaruit
naar binnen kijken bij mensen die overal vandaan komen. Een andere belangrijke
rol hebben de raamtekeningen boven de hoofdstukken. Ze zijn vaak begeleidend:
een rokende vrouw als er over Kevins kettingrokende moeder gesproken wordt, de
hand met de sigaret buiten het frame van het raam. Een pan als Deetje bij Vito
eet. Soms zijn ze uitbreidend, bij voorbeeld bij Grazia. Er zit veel rood in de
tekeningen (ook rode hoofdstuktitels en schutbladen) en wat bruin. Verder
alleen wit, zwart en grijs, op het omslag mag een beetje blauw. Aangrijpend in
zijn eenvoud is het gezicht van Deetjes allenige moeder bij het gesloten raam
achter een plant. Op latere plaatjes gaat er dan toch iets van haar buiten het
frame. Deetje zie je maar een paar keer, op het voorplat en op de titelpagina,
en, min of meer tronend, zelfverzekerd uit het raam leunend, als ze haar eigen
naam ‘terugheeft’: Dena.
Een wat mindere dan haar vorige, Die zomer met
Jente, maar een over het geheel prettige roman van Enne Koens, die het
opnieuw goed kan vinden met Maartje Kuiper.
Enne Koens, Maartje Kuiper
(ill.): Vanaf hier kun je de hele wereld zien, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam
2021, 216 p. : ill. ISBN 9789024593835. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan