4+ - De baby in de
mand is misschien iets te groot, maar dat moet, anders kan ze niet echt meedoen.
De gebaren en de gezichtsuitdrukkingen van het meisje vormen een van de charmes
van de zoveelste geslaagde samenwerking van het koppel Meinderts/Fienieg.
We zitten aan
het einde van de Grote Ramp, een licht ironische manier om de coronaperiode aan
te duiden. Er zijn opvallend veel baby’s geboren, centrale Eiber & Co kan
het net niet aan en moet gepensioneerden optrommelen. Onder wie Stork, die als
enige nog gebruikmaakt van een pet van het bedrijf. Zijn geest lijkt echter ook
met pensioen gegaan. Hij is op weg om zijn bestelling af te leveren, maar… Waarheen
nog maar weer? Met het geramde opzetje van de zoektocht dé manier om een
gezellige dwarsdoorsnede te geven van de samenleving in de lage landen.
Stork (dat overigens net als ‘eiber’ ook ‘ooievaar’ betekent,
maar tevens ‘vogel die stijf loopt’!) vliegt met een mandje met roze draaglint
om zijn snavel van de ene naar de volgende in zijn ogen potentiële ouder: single
mevrouw De Hondt, die echter niet van kinderen houdt, wel van katten; de koning
en de koningin, maar die hebben al meisjes genoeg, drie namelijk; een qua
huidskleur gemengd stel; een koppel met een niet-westerse achtergrond met
zoontje Kofi, en een homostel. Meneer Van Weezel is de corona-angstige. Bij vader
en moeder Knijnenberg struikel je al over de kinderen. De zuurpruimen Suurmondt
(zie hoe het ongelukkige zoontje voor het raam snakt naar gezelligheid) hoeven
niet nóg een kind. Ten slotte arriveert Stork dan toch bij de échte ouders, Bram
en Saar, tot zijn verbazing al flink oud. Je ziet het aan de houding van de
twee en aan het haar waar het grijs al aan een opmars begonnen is.
Je ziet het ook aan hun namen, want ja, bij Meinderts en
Fienieg wordt er altijd ook gedacht aan de volwassenen. Alle namen zijn
sprekend, sommige flauw en toch leuk. Zoals Knijnenberg, je hoort het Meinderts
op z’n Haags uitspreken (konijn=knèn). Wellicht is de voornaam van pa
Knijnenberg, Pieter, ook nog wel een geintje. De jonge lezers zullen De Hondt zeker
als grapje oppikken, en met een beetje hulp van de voorlezer en de illustraties
ook Suurmondt en Van Weezel.
Zoals gezegd: de
gezichtsuitdrukking en de gebaren van de baby doen een hoop. Op verschillende
pagina’s stuurt het meisje de reactie van de lezer/voorgelezene. Het
duidelijkst op de slotpagina en bij de familie Suurmondt, maar zelfs in de
warboel van de tuin van meneer Van Weezel: de oogjes van de baby piepen nog net
boven de grassen uit. Fienieg grossiert in vondsten en kleine grappen. De
genummerde hallen van de Eiber-centrale, de maan/de vroege zon als bevruchte
eicel, het lullige leeuwtje op het balkon van het koninklijk paar, het
afgeplakte anderhalvemeterbord bij Van Weezel, de voetbalsjaal (‘Hup!’) bij het
Kofi-gezin en het regenboogje bij het homostel. Dan hebben we het nog niet over
de fraaie lichaamstaal van moe Knijnenberg, de Suurmondjes en De Hondt. De
landschappen, de huizen en gebouwen daarin zijn bij Fienieg zoals altijd in
goede handen. En de schutbladen tonen, dat kan natuurlijk niet anders, de
muisjes van het beschuit.
De jeugdliteratuur loopt niet achterop bij die van de
volwassenen als het om het beschrijven van corona gaat. ‘We’ hebben ook al
Mireille Geus met Mijn dagen met Niets (2020) en verschillende
(prenten)boekjes voor jongere kinderen, spelend middenin de pandemie. Stork
speelt, optimistisch, erná. Het zal lekker actueel blijven: er is alweer een
nieuwe geboortegolf aangekondigd, van na de tweede besmettingenpiek. Het boek
had al in februari moeten uitkomen, toen de kleindochter van de makers één jaar
werd. Aan deze Olivia is Stork opgedragen. Voor het opschuiven van de
verschijningsdatum zorgde, jawel, corona.
Koos Meinderts, Annette Fienieg:
Stork, Hoogland & Van Klaveren, Hoorn 2021, 32 p. : ill. ISBN 9789089673497
deze pagina printen of opslaan