Je eigen mens zijn
9+ - Een
tijdje had ik het idee dat dit een herhalingsoefening zou zijn van het eerste deel
van Kom hier dat ik u kus (Prometheus
2020). Ook vanuit een kind geschreven (daar de negen- à tienjarige Mona,
hier Lexi, die negen wordt), in de ik-vorm, met observaties die nu en dan echt
uit de koker van de volwassen verteller komen. Niet dat er niet meer overeenkomsten
zijn. Ook in dit boek voelt het hoofdpersonage dat een broertje liever gevonden
wordt, is er een crisissituatie rond de moeder (moeder verongelukt/moeder zwaar
depressief) en wordt een meisje eigenlijk gedwongen snel volwassen beslissingen
te nemen. Maar daarmee is het meeste wel gezegd. Bij Mona zijn de volwassenen
te beroerd om attent te blijven als het om kinderen gaat, hier gaat Op de Beeck
een heel andere kant op. Lexi loopt niet de, ook zelfdestructieve, schade op
die Mona voor het leven zal tekenen. Er zijn in Jij mag alles zijn verantwoordelijke,
origineel denkende en meelevende volwassenen, die Lexi ervan overtuigen dat zij
niet de schuld moet dragen van dingen waar zij geen schuld aan heeft. En er is
een sterk hoopvol slot.
Het verhaal speelt zich af in de grote vakantie. Lexi
probeert tegen de klippen op haar depressieve moeder aan het eten en uit bed te
krijgen. Die is, met enige regelmaat nog steeds, na acht jaar, diep verdrietig
om het verlies van haar zoontje, Amos. Dit tweelingbroertje van Lexi is maar
elf maanden oud geworden. Lexi denkt dat moeder tegen de tijd dat zij jarig is
extra verdrietig is. Na een lang gesprek (prachtige tekening van Linde Faas van
Lexi wachtend bovenaan de trap, met lange schaduwen van haar en de poes)
besluiten vader en moeder dat het niet langer gaat, en dat moeder een tijdje
opgenomen gaat worden. Vader, die moet werken, besluit dat Lexi een poosje zal
gaan wonen bij haar tante Arizona. Bij haar fijne, originele oma kan ze niet
terecht, want die moet voor opa zorgen.
Tante Arizona heeft in zekere
zin ook een zoon verloren, in de tijd van de scheiding van haar gewelddadige
man. Tussen het huilen en verdrietig zijn door hongert ze niet, zoals Lexi’s
moeder, maar eet ze juist als een bootwerker. Van de artistieke buurvrouw van
tante, Erika, hoort Lexi hoe een en ander bij tante gegaan is. Lexi besluit
eerst tante Arizona’s problemen op te lossen. Daarna neemt ze een zeer
ingrijpende en ontroerende beslissing, die te maken heeft met haar lange haar.
Zo meent ze haar moeders verdriet de wereld uit te kunnen helpen.
Uiteraard herkennen
we in Lexi het dappere, actieve meisje dat in zoveel goede jeugdboeken
rondloopt, met bijbehorende helpers. Maar ook Lexi mag er zijn. Het is aardig
om te zien dat Griet Op de Beeck de tragiek van haar boeken voor volwassenen
weliswaar weet aan te wenden, maar er voor kinderen een absoluut positieve
draai aan kan geven. Lexi voelt zich schuldig aan het verdriet van haar moeder
(want zij bleef leven) en ook aan het feit dat die naar een inrichting moet.
Zij had immers aan papa verteld dat mama al een flink aantal dagen eigenlijk
niet gegeten had. Evengoed had ze van haar zakgeld zomaar een cadeauboekje voor
haar moeder gekocht: ‘Blijf positief, vind je innerlijke optimist’ heet het.
Gelukkig is
daar haar creatieve oma, die haar niet alleen zelfvertrouwen geeft, maar ook
leert dat er niet iets bestaat als ‘zo moet je zijn’, integendeel: een beetje
anders is juist leuk. Erika kan dit voorwerk afmaken. Niet alleen is zij ook zo’n
puur type, ook qua uiterlijk, zij houdt Lexi voor dat dit het mooiste streven
is: je eigen mens zijn. Een moeilijke tekst, maar Lexi begrijpt ‘m na enige
uitleg wel. Al helemaal aan het eind van de gebeurtenissen: ze hoopt uiteraard heel
erg nog steeds dat haar moeder geneest, maar ondertussen zal ze de ruimte
vinden haar eigen mens te zijn.
Een geslaagd boek voor een misschien
niet heel grote groep negen-plussers, maar zeker ‘voor mensen die wel eens in
het hoofd van een negenjarige willen wonen’, zoals op het achterplat te
lezen valt. En Op de Beecks fans zullen ongetwijfeld erg tevreden zijn. Een
minpuntje is het vaak voorkomende paginaatje met een lijstje. Dat is enige tijd
erg in de mode geweest in de jeugdliteratuur, maar daar kun je nu niet meer mee
aankomen.
Wat het boek nog aantrekkelijker maakt, zijn de tekeningen van
Linde Faas. Die heeft veel ruimte gekregen: behalve
voor omslag, schutbladen en illustraties zo te zien ook voor de kleur van de
teksten van de hoofdstuktitels. In deel drie verandert die van het meer
stemmige blauw naar een vrolijk oranje, een kleur overigens die we in deel een en
twee al een paar keer aangekondigd krijgen op gelukkige momenten (Lexi aan het
schilderen met oma, Lexi met papa aan het strand en in de zee en Erika achter
de piano). Alle illustraties zijn paginagroot. Op één keertje na, dan loopt er
ineens een mier tussen de letters, enige tijd daarna gevolgd door een paar
pagina’s vol mieren. Faas blijkt een zinnetje opgepikt te hebben, verderop:
‘De zenuwen
krioelen rond in haar borstkas, zoals mieren in een mierennest die je met een
spade hebt opengelegd’.
En laat het ook maar over aan Faas om een zin over het
originele, jungleachtige behang in het huis van Erika om te zetten in twee uitbundige
tekeningen. Er zijn opvallend veel fraaie blauwe luchten met vogels, waarmee
Faas terugkeert naar haar vroege werk. Aan portretterende gezichten doet ze
nauwelijks, ze typeert de personages en hun interactie door en met hun ruimte. Een
juweeltje is de prent waar Lexi het schilderijtje boven haar bed ondersteboven
bekijkt, ook typografisch. Verrassende keuzes, meestal, nooit gemakkelijk
begeleidend. De aangrijpendste tekening, bij Lexi’s daad van zelfopoffering,
moet hier, in het belang van het niet-verklappen, onbesproken blijven. Op de Beeck knijpt haar handen dicht met deze illustrator.
Griet Op de
Beeck, Linde Faas: Jij mag alles zijn, Prometheus, Amsterdam 2021, 208 p. ISBN 9789044649192.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan