3+ - Pak ‘m bij zijn staart bundelt 25
‘voorleesversjes’ van Paul Biegel (1925-2006), elk voorzien van een spread door
illustratrice Jeska Verstegen. Biegel en Verstegen weten goed de leefwereld van
kinderen te vatten: onder meer hun ontdekkingsdrang, oog voor de natuur (de
dieren, de seizoenen…), het verlangen om te vliegen en de aantrekkingskracht
van het heelal.
Biegel maakt met een rijke fantasie en
veel gevoel voor klank doordachte, vaak zeer korte kinderversjes. Een stout
versje als dit maakt voor mij het boek:
‘Als een pissebed, nu eens
als een pissebed,
nu eens
met een kakkerlak tezamen zou gaan wonen.
En
ze hadden lak, aan ’t bed
en ze hadden lak, aan ’t bed
wat zou dáár dan voor smerig woord uit komen?’
Verstegen op haar beurt zorgt
voor prenten waar je even blijft bij stilstaan. Voor het dromerige bed van het
insectenkoppeltje parkeert ze een hele rij pantoffeltjes. Suggestiever is zij
in de prent bij de tongue twister over de karekiet die door de kikker
gekieteld wordt. Als de kikker de karekiet kietelt in het riet ‘zonder dat een
mens het ziet’, beeldt ze de twee romantisch af in het licht van de volle maan,
op een rietstengel waar ook een flesje wijn en twee glaasjes staan.
Niet toevallig wordt
er van ‘voorleesversjes’ gesproken op het voorplat, want luidop klinken de
meeste versjes echt en zullen ze graag nagezegd worden, zeker de wat
nonsensicalere als die over de kukelhaan van Bontekoe en ‘Van je mie, van je
ma, / van je muis piep piep’.
‘Wie ligt daar zo warm’ kan je dan weer doen klinken als
een raadsel voor de luisteraar:
‘Heeft ‘t een snaveltje, of heeft ‘t een mondje?
Is ‘t een muisje, of is ‘t een musje?
Is ‘t een broertje, of
is ‘t een zusje?’
De mens op de prent is niet de enige moeder die haar kleintje bij zich
houdt.
Maar
soms loopt het metrum ook wat minder dan in bijvoorbeeld het sterke, langere
vers over het monster Blal en gebruikt Biegel wel eens een stereotiep beeld
zoals wolken die verdriet hebben. Enkele versjes lijken ook wat uit de toon te
vallen vanwege de veranderde tijdgeest. Zijn we nog erg ontvankelijk voor
kleine jongens die Hein heten en een hele dag paddenstoelen plukken? Ook drie
boerinnetjes die samen op wandel gaan stammen toch uit vervlogen tijden. Al
weet Verstegen de stad in datzelfde versje (‘Ze wisten niet dat al dat gras /
een grote stad vol krekels was’) wel heel hedendaags te tekenen als een soort
hoogbouw-Venetië met krekels die gondelvaren. Het zou mooi gepast hebben in de
campagne ‘Maai mei niet’ van 2021 als een pleidooi om de insecten te laten
profiteren van het ongemaaide gras.
Huppeljongen Huppelhans brengt
de illustratrice in beeld als een eersteklas beoefenaar van de loopsport
parkour en in het slaapversje dat herinnert aan de rattenvanger van Hamelen
smokkelt ze toch gelukkig ook wat gezichten van kleur. Fijne vondsten zijn ook
het versje over de lente, dat een heel leuk samenspel krijgt in de prent waar
de lieveheersbeestjes hun stipjesjasje aan de plant achterlaten, en het
voorlaatste versje, waarin de vertelstem zijn ganzen kwijt is, die letterlijk
van de pagina lopen. Het laatste versje over geboren worden, sterven en het
leven is filosofie op maat van heel jonge kinderen.
Pak
‘m bij zijn staart! is een bundel
voorleesversjes die van 1964 dateren, maar vandaag toch nog aanspreken. Daar
zitten de illustraties van Jeska Verstegen voor veel tussen. Het is misschien
wat boud om te zeggen dat Biegel en Verstegen ons bij ons nekvel gepakt hebben,
maar onze aandacht en ons enthousiasme zijn in elk geval overtuigend gewekt.
Paul Biegel,
Jeska Verstegen: Pak ‘m bij zijn staart!, Gottmer, Haarlem 2021, 56 p. : ill.
ISBN 9789025774288. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan