15+ - Dantelezers stellen altijd dat De hel, het eerste deel van zijn Goddelijke komedie, het best wegleest omdat er erg boeiende zondaars in rondwaren. In het daaropvolgende Vagevuur zijn de beschreven personages al wat braver, om nog maar te zwijgen van die in Het paradijs… Het is precies dat
eerste, sappige deel van Dantes Goddelijke komedie die kleine uitgeverij
Blossom Books uitbrengt voor een jong lezerspubliek.
Dat Dantes Komedie een
van de klassiekers uit de Italiaanse én wereldliteratuur, is een open deur
intrappen, maar je kan niet om het opzet en de geografie van dat meesterwerk heen.
Bij aanvang van Dantes tekst bevindt de ik-verteller, Dantes alter ego, zich in
een duister, dreigend woud, een allegorische verbeelding van de crisis die het
personage doormaakt. Om uit die crisis te raken, doet Dante hem een louteringstocht
aanvatten die hem weer op het goed pad moet brengen. Dantes alter ego wordt
hierin begeleid door een gids, eerst door Virgilius en dan door Beatrice, respectievelijk
een van Dantes literaire helden en zijn muse-platonische liefde die hem te
vroeg ontvallen was. Hun gezamenlijke tocht is er eentje langs allegorische
plekken, de hel, het vagevuur en het paradijs, waartoe de heidense Virgilius de
toegang wordt ontzegd en waar Beatrice het van hem overneemt. De lezer moet
zich de hel verbeelden als een steeds smaller wordende koker met verschillende
kringen binnenin de aarde die Virgilius en Dantes personage op hun tocht
afdalen, het vagevuur is dan weer een berg op de aarde met andere kringen die
beklommen moet worden en het paradijs is een opeenvolging van cirkels rondom de
aarde.
Terwijl
in het paradijs (te) deugdzame en dus ook wel saaie personages ten tonele
worden gevoerd, ontmoet Dantes personage in de hel en het vagevuur zondaars van
allerlei slag die elk hun verhaal willen brengen, van wreedaards en tirannen
over ‘gewone’ moordenaars en geweldplegers tot overspeligen. Breng je al die
verhalen samen dan leest Dantes Komedie als een encyclopedie van de
middeleeuwen, waarin Dante probleemloos religie, mystiek, spiritualiteit, filosofie,
geschiedenis, wereldbeelden, scholastiek, mythologie, literatuur,
getallensymboliek… met elkaar verweeft. Dantes tijdgenoten hadden geen enkele
moeite om alle indirecte verwijzingen te vatten – de perifrase is een van
Dantes typische stijlkenmerken, maar voor de hedendaagse lezer bieden
voetnoten, ook in vertalingen, vaak de broodnodige achtergrondinformatie. Die
noten verstoren zelden het leesplezier: Lies Lavrijsen geeft die voor haar
jonge lezers immers een heel eigentijdse twist. Zo lezen we in noot 59 het
volgende over Cerberus:
‘Cerberus was in de Griekse mythologie een bloeddorstige
hond met drie koppen die de onderwereld bewaakte (als je Harry Potter
hebt gelezen, komt hij je ook wel bekend voor als Pluisje). Dante heeft hem
hier wat menselijkere trekjes.’
Enkele noten daarvoor weidt Lavrijsen uit over het
tragische verhaal van de geliefden Paolo en Francesca die in de teksten niet
bij hun naam genoemd worden. De geesten van die geliefden, die vermoord werden
toen ze door Gianciotto, Paolo’s broer en Francesca’s echtgenoot, betrapt
werden, vinden geen rust in een hel waar het overwegend ijskoud is (noot 56,
55). In diezelfde noot lees je dat die twee geliefden echter nog zovele
kunstenaars na Dante inspireerden, zoals Rodin, maar ook Gustave Doré wiens
dramatische gravures menige Dante-vertaling begeleiden.
Lavrijsens vertaling wordt dan
weer verlucht door de beginkapitalen van elke zang (‘hoofdstuk’) en enkele
illustraties van de hand van Sophie Pluim, zoals die van de Hel, die steeds
smaller wordende koker met onderaan het verblijf van de Duivel. Het hadden er echter
best wat meer mogen zijn, zeker als je jonge(re) lezers wil aanspreken. In
combinatie met de linnen omslag en de folieopdruk had De hel zich als
een hedendaags manuscript kunnen poneren. Op tekstniveau slaagt
vertaalster Lavrijsen er dan wel weer in om Dantes tekst, opgevat als een dichtwerk, de allure
van een eigentijds langgerekt gedicht te geven. Hiervoor liet ze, zoals ze in
het voor- en nawoord verduidelijkt, het door Dantes klassieke en strakke
rijmschema los en inspireerde ze zich aan hedendaagse poetry slam, spoken
word en rap (wat Baz Luhrmann haar al voordeed in zijn
Shakespeare-adaptatie Romeo + Juliet uit 1996). In Lavrijsens
interpretatie geeft de typesetting de vlotte ritmische tekst verder vorm.
Lavrijsen spreekt de wens uit dat haar vertaling niet alleen gelezen maar ook voorgelezen
of voorgedragen wordt. Om de lezer alvast even te laten proeven van de nieuwe vertaling,
leggen we Lavrijsens portret van niet ‘Pluisje’, maar een ander monster, dat
van het bedrog, Geryon, naast dat van andere vertalers. Zo krijg je een Dante
in slam poetry (Lavrijsen), weliswaar zonder Sophie Pluims beginkapitaal, een
Dante in proza (Christinus Knops, Wereldbibliotheek 2008) en eentje in een
strak rijm (Ike Cialona en Peter Verstegen, Athenaeum 2019).
Zang 17, zevende kring, vijfde gordel: de woekeraars
(Lavrijsen 2021)
‘Maak kennis met het scherpstaartige monster
dat bergen en
muren en legers bedwingt;
het gedrocht dat de hele wereld ontwricht!’
Zo sprak mijn
gids, en hij wenkte het beest
bevelend naar onze kant van de
afgrond,
naar het verre
eind van de marmeren dam.
En ’t verwerpelijke, vleesgeworden verraad
vleide
zijn kop en zijn borst op de rand,
terwijl zijn staart in de
afgrond bleef hangen.
Zijn gelaat was dat van een rechtschapen man,
maar
hoe goedig hij op ’t eerste gezicht ook mocht lijken,
de rest van
zijn lijf had meer weg van een slang.
Hij had twee scherpe klauwen,
met vacht overgroeid,
maar zijn rug en zijn borstkas en zijn beide
flanken
vertoonden een vlechtwerk van lijnen en cirkels.
Tartaren noch Turken
weefden ooit stoffen
die
dit tooi in kleuren en zwier evenaarden –
nee, zelf door Arachne werd het
niet overtroffen.
Zoals sloepen soms op de oever worden getrokken
met de romp
half in ’t water, en half op het land;
en zoals bij de vreetgrage
Germanen in ’t woud
de bever zich klaarhoudt om zijn slag te slaan
zo strekte
ook dit vreselijke wezen zich uit
op de stenen boord die de
zandwoestijn begrensde.
Zijn staart zwiepte wild heen en weer in de leegte,
zodat we telkens de gespleten punten aanschouwden
die met
twee schorpioenstekels toegerust was.
ZEVENTIENDE ZANG (Kops)
‘Zie ginds daar, met zijn
spitse staart, het monster,
dat over bergen gaat en vestingmuren.
Ziedaar wat als verpest geheel de wereld!’
Aldus
begon de gids tot mij te spreken
en wenkte ’t wangedrocht aan wal
te komen
aan ’t eind der dijken waar wij zelf eerst liepen.
En dat afzichtelijk beeld van list en logen,
het kwam en naderde met hoofd en
schouders;
maar niet de staart trok ’t met zich op naar de oever.
Zijn aangezicht was als van vrome lieden:
zoveel
welwillendheid lag in zijn trekken;
maat slangelijf was al wat dan
nog restte.
Twee klauwen had het, dik-behaard tot de oksels;
en ’t droeg de rug de borst en beide flanken
bemaald
met cirkeltjes en ronde krullen.
Tartaar noch Turk vond ooit zo’n
kleurenweelde
voor de inslag en de schering van tapijten;
op zulke weefsels zwoegde nooit Arachne.
Zoals wel meer de
schuiten staan aan de oever,
die deels in ’t water zijn en deels op ’t droge,
en ook als
ginds bij schrokkerige Duitsers
de bever op zijn jacht neerhurkt
aan ’t water,
aldus bevond
zich ’t ondier op de richel,
die als van steen het zand houdt
opgesloten.
Geheel zijn staart nog trillend door de ruimte
en kromde omhoog de gif-beladen gaffel,
die schorpioengewijs de punt
beschermde.
Canto
17 (Cialona en Verstegen)
‘Ziedaar het dier met scherpe staart verrijzen
Dat bergen temt, krijgstuig en muren breekt,
Waarvan de stank de
wereld zou doen ijzen!’
Het is mijn wijze leidsman die zo spreekt,
Hij
wijst het monster naar de kant te waden,
Nabij de dam die daar ’t ravijn
in steekt.
En
dat bezoedeld toonbeeld van het kwade
Lag weldra met zijn kop en
borst aan land,
Maar liet zijn staart nog hangen van de kade.
Zijn nobele
gelaat lag op de rand,
En daarin leek geen enkel kwaad besloten;
De rest van hem was aan de slang verwant.
Ik zag een tweetal ruig behaarde
poten;
Zijn rug, zijn borst, de flanken aan weerszij
Waren
met krul en arabesk doorschoten.
Tartaar en Turk: ze knopen geen van bei
Tapijten
van zo bontekleurde pracht, en
Ararchne’s weefsel haalde er niet bij.
Zoals men soms de juist aan land
gebrachte
Boten kan zien, hun boeg slechts op het strand;
Zoals in ’t gulzig Duitsland bevers wachten.
Op prooi, half in het water,
half op land;
Zo hing dit ergste onder de gedrochten
Op
deze om het zand gelegen rand.
Zijn staart, die trilde, bracht met een paar bochten
De gaffelpunt omhoog die gif bevat;
Ik zag ooit de
schorpioenen die zo vochten.
Lavrijsen benadrukt overigens dat ze voor een
aartsmoeilijke uitdaging stond, maar ze las zich wel grondig in en maakte
gedurfde keuzes waardoor haar vertaling een ander licht op Dantes klassieker
werpt, een fenomeen dat zich bijvoorbeeld al meermaals heeft voorgedaan in het
Engels. Ciaran Carson The Inferno (2002) rijmt lekker weg maar
schrijft zich ook volwaardig in het oeuvre van de Ierse dichter in. Mary Jo
Bangs Inferno (2012) lijkt dan weer volledig ingebed in de hedendaagse
Amerikaanse cultuur. Net zoals Lavrijsen brengen die Carson noch Bang klassieke
vertalingen, maar herschrijven ze de originele brontekst voor de doelcultuur.
Critici labelen de vertalingen dan ook als bewerking of zelfs als een oefening
in creative writing. Puristen of aanhangers van een andere vertaalaanpak
halen wellicht hun schouders op. Je kan alleen maar hopen dat Dante-experten,
-fans en jonge lezers zich enthousiast over Lavrijsens tekst willen buigen.
Jammer genoeg
werd haar bewerking, nog voor die op de intrinsieke kwaliteiten kon beoordeeld
worden, overschaduwd door de discussie rond de (zelf)censuur die de vertaalster
en de uitgeverij doorvoerden. Op 20 maart, tijdens een interview met Koen Fillet en Sven
Speybrouck in het radioprogramma Interne keuken, liet de vertaalster
zich nogal onhandig ontvallen dat de passage waarin de profeet Mohammed een
gruwelijk lot ondergaat ingekort werd en dat ook zijn naam geschrapt werd. Die daad
van censuur was de uitgeverij ingegeven door het klimaat na de moord op de
Franse leraar Samuel Paty. De vraag of een voetnoot met een goede duiding
Dantes middeleeuwse visie had kunnen bijstellen en of die passage had kunnen
leiden tot een constructieve dialoog over tolerantie en respect blijft zo jammer
genoeg onbeantwoord…
De Marokkaans-Nederlands auteur Abdelkader Benali opperde overigens in
diezelfde discussie nog dat Blossom Books heeft willen plooien voor problemen
die zich waarschijnlijk nooit zouden gesteld hebben. Je kan alleen maar hopen
dat Dante-experten, -fans en jonge lezers zich alsnog over de tekst willen
buigen. Vertalingen zou je immers niet mogen zien als een blasfemie, ook niet
tegenover de meester die het werk schreef. En was Dante samen met Petrarca en
Boccaccio niet een van die grote revolutionaire, creatieve auteurs die in de 14de
eeuw de Florentijnse volkstaal tot een literaire taal verheven hebben?
Dante Alighieri, Lies
Lavrijsen, Sophie Pluim: De hel. Verteld door Lies Lavrijsen, Blossom Books,
Utrecht 2021, 303 p. ISBN 9789463492539. Vertaling van Inferno. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan