Vanaf negen jaar

JEUGDBOEKEN NR. 7, JULI 2020

Joke van Leeuwen: Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand

door Jen de Groeve

9+ - Het huis van Reinier is afgebrand en hij schrijft erover in zijn dagboek. Hoe hij door het raam in de dakgoot kroop en de buurvrouw uit haar dakkapel hing en riep: ‘Je bent er bijna! Je bent er bijna!’, hoe ze alles kwijtgeraakt zijn, de theelepeltjes, kopjes en bekers, zijn lievelingsbroek, en ook de dingen waarvan ze vergeten waren dat ze ze hadden. Het ergste is dat Zwabbertje, de hamster, in de brand gebleven is. Zelf zijn ze gelukkig heel gebleven, ook zijn twee halfbroers. Nu wonen ze voorlopig in een huis waar niks van hen is, waar Reinier moet slapen in een zolderkamertje zonder raam. Hij hoeft niet bang te zijn, zegt zijn vader, hij is veilig nu. Zijn vader kan dat weten, zegt hij, omdat hij ‘al zo lang leefde en daarom meer wist.’ Reinier:   

‘Mijn oma is tachtig jaar geworden, maar die wist toen nog altijd niks over games.
Dat heb ik haar allemaal moeten uitleggen.’
 
Op school is Reinier opeens heel interessant, want hij heeft iets ‘MEEGEMAAKT’ (in rood). Iets MEEMAKEN in rode hoofdletters kan nogal wat zijn: ‘van de trap vallen en je voet breken. Of vluchten omdat er bommen op je land vallen. […] En gepest worden. / En iemand van wie je houdt die doodgaat.’
 
Denken over oma die doodgegaan is, en over oud zijn en verslijten (de tv, zijn vader), voert Reinier terug naar hun oude huis, waar hij tekens vond van mensen die er voor hen woonden: letters in het hout gekrast, een oude ansicht, vier ouderwetse stoelen. Dat resulteert telkens in een ingebed verhaal. Het eerst is er het verhaal van Ietje. Ze zit op een nacht als Reinier niet kan slapen, op een van die stoelen in zijn kamertje. Ze vertelt over de naoorlogse jaren, toen ze in het huis kwam wonen, de ijsbloemen op de ruiten in de winter, de juf op school, opa die stierf, zonder dat ze afscheid van hem kon nemen:  
 
‘Dat is net zoiets als een zin waar je geen punt achter kan zetten, opdat die opeens’
 
Op dezelfde manier komt ook Mitzi met haar verhaal, van hoe ze niet Mitzi mocht heten en moest onderduiken in de oorlog – Reinier had een gouden ring met haar naam in een verborgen ruimte gevonden – en ook haar verhaal eindigt in het ongewisse, in de leegte van het gemis:
 
‘Ik weet niet waar mijn vader en moeder zijn. Ik weet niet waar mijn zusje is. Ik weet alleen dat ik weer weg moet, weg, weg…’
 
Het derde verhaal uit het verleden is dat van Henke, die de beste van de klas was, maar de kost moest gaan verdienen als huishoudhulp, in een huis waar ze niet gewaardeerd werd en ten slotte weggestuurd omdat ze de waarheid zei.
 
Wat Reinier heeft ‘MEEGEMAAKT’ laat hem met een beschouwende kinderblik schrijven over herinneren en kwijtraken, vasthouden en loslaten, over verleden en toekomst, en hoe ze met elkaar verstrengeld zijn. Zowat alles van vroeger is nu weg, het oude huis bestaat alleen nog in gedachten, het nieuwe nog alleen in plannen. Maar hopelijk hoeft dat niet nieuw te blijven, bedenkt Reinier, zal het over honderd jaar een oud huis zijn, met mensen die sporen vinden van het leven nu. Getekend Reinier, met spiegelende letters, die vooruit- en terugkijken.
 
Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand is een Joke van Leeuwen van het zuiverste water. Ze nodigt de lezer uit om met Reinier van nul af aan en in een bredere context mee te denken over wat het betekent om alles kwijt te raken. Met tekst en tekeningen in speelse samenspraak -- de 1000 angsten die de buurvrouw uitstaat als Reinier in de dakgoot kruipt, kun je op de volgende bladzijde natellen. Reiniers levens- en denkpatronen zijn op hun kop gezet, hij raakt zoekend en vragend, in tekst en tekeningen, langs associatieve denksporen uiteenlopende zaken aan, springerig van het ene onderwerp op het andere: een nieuw bed, een onhandige sinaasappelpers, moeder die niet meer lacht, een leeg vogelnest, gedachten die hij niet kan uitzetten… De grondtoon is verlies, er zit zeer veel weemoed en vaak onuitgesproken hartzeer in dit verhaal. Reinier is zeer pertinent in zijn bevindingen, zoals dat als tranen van glas waren, ‘die tinkelend op de grond vielen’, zoals hij eens had gedroomd, je ‘snel [zou] merken waar er veel verdriet was. Dan knerste dat onder je schoenen.’ Maar zijn verhaal en dat van anderen vertellen hem: ‘de rest van de wereld ging gewoon door met alles waar ze mee bezig waren.’
 
Helemaal donker -- ‘zo donker […] dat je denkt: donkerder bestaat niet’ -- wordt het echter niet. Reinier heeft er een nachtlampje voor en de lezer wordt verlicht met nuchtere humor: wanneer ze in de klas hebben geleerd over Prometheus en het vuur, en daar een tekening over moeten maken, tekent Reinier een volledig zwart blad, want er waren rode en gele kleurpotloden te kort. De juf vond het, na enig nadenken, wel goed:  
 
‘Ja, nee, ik snap het. Deze tekening vertelt dat de mensen niet begrijpen wat je hebt meegemaakt.
Maar mijn tekening vertelde vooral dat ik niet op een geel kleurpotlood wilde wachten.’
 
Joke van Leeuwen: Ik heet Reinier en ons huis is afgebrand, Querido, Amsterdam 2020, 104 p. : ill. ISBN 9789045125121. Distributie L&M Books 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri