10+ - Het is ruim voor de herdenking van 75 jaar bevrijding
verschenen, dit interessante en originele jeugdboek over de Tweede
Wereldoorlog, maar het gaat de rest van het jaar ook prima mee. Steeds blijkt
dat het onderwerp jonge lezers weet te boeien. Er zit een hoop herhaling in de
markt: alwéér de hongerwinter, alweer de gang naar en de dood in een
concentratiekamp, alweer een verbroken vriendschap. Regelmatig meent de auteur ook
dat het onderwerp op voldoende sympathie kan rekenen, en dat er niet al te veel
aandacht besteed hoeft te worden aan de literaire kwaliteit.
De twee auteurs, Van den Brink ervaren
op het gebied van de non-fictie, Wouda als auteur van vooral historische
romans, weten op het punt van originaliteit en kwaliteit wel te overtuigen. Dat
zit ’m vooral in de aanpak. Anne Frank kent nagenoeg iedereen wel. Toen ze
hoorden dat er in het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) een
grote hoeveelheid verslagen en dagboeken was te vinden, zagen ze de
mogelijkheid meer te bieden dan het overbekende. Het resultaat is een interessante
selectie van verschillende documenten die samen een goed beeld geven van hoe tieners
(de dagboekenschrijvers zijn tussen de 10 en de 18 jaar) de oorlog moesten zien
door te komen. En dus hebben we nu ook dagboekfragmenten van Henk, Yvonne,
Annie, Jeanne, Hans, George, Suze, Felix, (nog een) Henk, Corri, Carla, Jan,
Chris en Lineke.
Het was uiteraard onmogelijk om complete stukken uit de veertien
geselecteerde dagboeken op te nemen. Dan zou er immers voortdurend van alles
uitgelegd moeten worden wat een dagboekschrijver uit zichzelf nooit zou doen.
Elk hoofdstuk geeft dus een gecondenseerde, navertelde ‘versie’, voorafgegaan
door een stukje geschiedenis. De twee auteurs namen er allebei zeven voor hun
rekening.
De
volgorde is vooral gebaseerd op de tijd. Het eerste verhaal (‘Een zee van
vuur’) behandelt het bombardement op Rotterdam; het wordt gevolgd door een
verslag van een meisje dat met haar gezin naar Engeland weet te vluchten. Op de
boot zit ook de Nederlandse regering. Allebei mei 1940. Daarna volgen
geschiedenissen van een meisje met NSB-ouders, dat lid is van de Jeugdstorm en,
schril contrast, een meisje dat haar joodse hartsvriendin verliest.
Deze dagboeken eindigen al in ’42 en ’43. De overige
verhalen spelen vooral in de jaren ’44 en ’45, met vaak een behoorlijke
spanning als de oorlog voorbij lijkt te zijn, maar dat niet is. Dit speelt
onder andere in de episode over de poging van de geallieerden Arnhem te
veroveren en in de twee verhalen die gaan over de situatie in Nederlands-Indië,
in de Jappenkampen. Het slot van bijna alle verhalen is positief: de
‘schrijvers’ maken de bevrijding mee, en leven in de meeste gevallen ook nog
ten tijde van de verschijning van dit boek (en konden nog geïnterviewd worden).
Het minst
voorkomend in de jeugdliteratuur met de Tweede Wereldoorlog als onderwerp lijken
me de stukken over werken op het land, en het voortdurende verhuizen van
boerderij naar boerderij (‘In het hol van de leeuw’) en het onderduikersleven
in de mijnen van Zuid-Limburg (‘In het diepste geheim’).
De vormgeving leunt op de kleur
blauw. Blauw domineert bij voorbeeld het omslag (met alleen rood voor het woord
oorlog) en de schutbladen. De geschiedenisstukjes voorafgaand aan de
navertellingen, en de epilogen daarvan, hebben een blauwe letter, wat ook geldt
voor een woord in de verhaaltekst dat uitleg verdient. Die uitleg vind je in de
woordenlijst achterin. De eenvoudige, getekende illustraties zijn begeleidend,
en beperken zich meestal tot een voorwerp uit het verhaal (een trein, een
wapen, een vliegtuig, een radio, een boterham), meestal vergezeld van een
vogel. Soms is er een verband (vogels die lijken weg te vluchten voor
vliegtuigen), in een enkel geval is het effect grappig: een vogeltje dat lijkt
te luisteren naar Radio Oranje.
Alles bij elkaar een verrassende aanvulling op de enorme
hoeveelheid jeugdliteratuur over de Tweede Wereldoorlog. Je kunt natuurlijk
zeggen: van elk verhaal is met een beetje moeite wel ergens iets over het
onderwerp daarin te vinden in de jeugdliteratuur. Het joodse vriendinnetje dat
weggevoerd wordt, het foute kind, het kampleven, de honger in de oorlogswinter.
Maar de kracht zit in de veelkleurigheid, de vele manieren waarop de tieners
zich een weg naar de bevrijding baanden. De schrijfsters zorgen er daarbij voor
dat je als lezer dicht op de huid zit van de hoofdpersonages, wat zorgt voor
spanning en de mogelijkheid je te identificeren. Het gevolg is dat je de ik van
een dagboek niet mist en toch de dagelijksheid ervaart.
Een kleine kanttekening. Onnodig
is volgens mij de zwaar moralistische en slechts ten dele kloppende slotzin van
de inleiding (‘Wij zijn blij als je door dit boek beter begrijpt wat er kan
gebeuren als mensen zichzelf meer waard vinden dan een ander’). Zoals de
auteurs daarvoor zo treffend zeggen: je beseft na het lezen van dit boek
‘hoeveel kanten er aan een oorlog zitten. En ook hoe bepalend de plek is waar
je woont en welke invloed het gezin heeft waarin je opgroeit.’ Daarmee hadden
ze beter kunnen eindigen.
Annemarie van den Brink, Suzanna Wouda, Steef Liefting
(ill.): Oorlog in inkt, Ploegsma, Amsterdam 2020, 207 p. : ill. ISBN
9789021680170. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan