12+ - Hélène vertelt hoe ze op school gepest wordt door een groep
meisjes die vorig jaar nog haar vriendinnen leken te zijn. Op de deuren van de
schooltoiletten staat geschreven: ‘Hélène weegt 98 kilo! Ze stinkt naar ZWEET’.
Door zich onder te dompelen in Jane Eyre (Charlotte
Brontë), met wie ze zich duidelijk identificeert, slaagt Hélène erin de
realiteit even te ontvluchten. Regelmatig onderbreekt ze haar verhaal om fragmenten
uit haar geliefde boek met de lezer te delen. Wanneer de klas op taalkamp gaat,
ontspoort de situatie. Geneviève snauwt haar in het bijzijn van de voltallige
groep toe: ‘Ik heb een vork in je achterwerk gestoken, maar je bent zo vet dat
je het niet eens voelde!’ Hélènes wereld valt stil.
En toch zijn er ook enkele sprankeltjes hoop. Eerst ontmoet
Hélène een vos, die op een bijzondere manier oogcontact maakt en heel dicht bij
haar durft komen. Daarna raakt ze bevriend met Géraldine, een meisje dat een
ogenblik empathie toonde toen Geneviève haar openlijk vernederde. Géraldine
blijkt niet zo makkelijk te zwichten voor groepsdruk. In haar gezelschap kan
Hélène langzaam weer openbloeien. Haar spontaniteit neemt toe en ze leert haar
lichaam opnieuw zien zoals het werkelijk is: een heel normaal lichaam van een
leuk meisje. Geleidelijk aan krijgt ze opnieuw plezier in het leven.
In deze graphic novel
schetst Fanny Britt hoe ernstig pesterijen iemands zelfbeeld kunnen beschadigen.
Zo loopt Hélène in de lente soms naar huis in plaats van de bus te nemen. Geen
evidente afstand, want we zien haar een paar bladzijden lang door verschillende
landschappen stappen. Pas na dit enorme calorieverbruik durft ze zichzelf
enkele snoepjes te gunnen. Het lukt Hélène dus niet meer om nog enigszins
objectief naar haar lichaam te kijken. Wanneer ze met haar moeder een nieuw
badpak gaat kopen voor het kamp blokkeert ze volledig en ziet zichzelf in de
spiegel als een enorme worst in een badpak. Bovendien blijft ze zichzelf ook na
het kamp nog een hele poos kwellen met de vraag of Geneviève die vork werkelijk
ongemerkt in haar achterwerk kon steken.
Hélène laat subtiel doorschemeren dat thuis de mentale
ruimte ontbreekt om het pesten te bespreken. Haar moeder rent de hele dag rond
om haar job te combineren met alle taken in huis. Een betrokken vaderfiguur komt
niet in beeld. Met vier wonen ze op een kleine flat, wat doet vermoeden dat het
financieel ook niet makkelijk is. Ze spaart haar moeder, op dezelfde manier als
slachtoffers in de realiteit hun ouders vaak willen sparen.
De fijne zwartgrijze
potloodtekeningen van Isabelle Arsenault maken Hélènes wanhoop en de grauwheid
van haar bestaan intens voelbaar. De gemene, half dichtgeknepen ogen en de
heimelijke, zelfvoldane grijns op de gezichten van de pestkoppen spreken
boekdelen. De illustratie van Hélène na de publieke vernedering raakt: een
nietig figuurtje alleen op het blad, letterlijk op de knieën gedwongen. Een ruw
ingekleurd zuigend zwart gat, dat aan de randen overgaat in mistig grijs, omringt
haar. Dit is totale uitputting in een beeld gevangen.
De eilandjes van hoop in Hélènes
leven brengen letterlijk ook wat kleur in de potloodtekeningen. De achtergrond
in de illustraties bij fragmenten uit Jane
Eyre is gekleurd in zachte pasteltinten. Kleine kleurdetails, zoals het
rode haar van Janes leerling Adèle of Janes rode kleurpotlood en penselen
trekken de aandacht. De vos loopt in fel oranje door de zwartgrijze tekeningen
en na haar ontmoeting met Géraldine duiken er steeds vaker kleine dingen in
kleur op en in de grijze lucht zit af en toe een subtiele blauwe tint. Op het
einde loopt Hélène vastberaden naar een fris, kleurrijk bos toe, in
verschillende tinten groen en blauw. Het dappere meisje durft stap voor stap opnieuw
te geloven in een kleurrijke toekomst.
Fanny Britt, Isabelle Arsenault: Jane, de vos & ik,
Querido, Amsterdam 2019, 101 p. : ill. ISBN 9789045121772. Vertaling van Jane,
le renard & moi door Arend Jan van Oudheusden. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan