6+ - ‘Het gaat goed met Vosje’, schrijft Edward
van de Vendel op zijn blog. Het prentenboek dat hij met Marije Tolman maakte, gaat
twee maanden na verschijnen al in herdruk. Schrijver en illustrator werkten een
keer eerder samen, voor het fantasievolle prentenboek Doei! (2014). Met Vosje
publiceren ze een gedroomde opvolger.
Vosje
is in de eerste plaats een uitbundig kijkboek. Een nieuwsgierige vos
observeert en imiteert een stelletje vogels. Hij rent de meeuwen achterna,
spreidt samen met een aalscholver zijn vleugels en spiegelt zich — met de borst
vooruit — aan een roodborstje. Het plezier is meteen van Vosjes houding af te
lezen. Tolman tekende hem ondeugend en knaloranje te midden van een azuurblauw
duinlandschap. Zoals voor Voor papa en Kleine struis maakte ze haar prenten in gemengde technieken. Ditmaal
combineerde ze pentekeningen van dieren met duinfoto’s in risoprint, wat een heerlijk
korrelig en doorleefd zeegezicht oplevert.
Vijf dubbele pagina’s lang krijg je de gelegenheid dit
landschap te verkennen. Dan komt het verhaal met Van de Vendels eerste zin in
een stroomversnelling: ‘Vosje holt achter twee vlinders aan, want ze zijn
paars.’ De jonge titelheld volgt de vlinders op de voet, tot de duingrond van
onder zijn pootjes verdwijnt en hij te pletter stort. Nog voor je de tijd hebt
om over die onzachte landing na te denken, is Vosje in een gelukzalige
droomwereld aanbeland.
De droom omvat een reeks memorabele
herinneringen, die door Tolman op sfeervol crèmekleurig textuurpapier worden
verbeeld. Vosje herbeleeft knusse eet- en speelmomenten in het ouderlijke nest en
ook de eerste buitenavonturen met zijn vossenbroertje doet hij nog eens over. De
focus ligt telkens op de zintuiglijke ervaring en ontwikkeling van de jonge
titelheld. Vosje proeft moedermelk, voelt een vossenpootje in zijn oor, ruikt
‘bloemerdebloemen’, knijpt zijn ogen dicht tegen het maanlicht en hoort de
ritselmuizen kraken tussen zijn kaken.
Illustrator en schrijver bundelen de krachten om die zintuiglijke
beleving tastbaar te maken. Wanneer Vosje de buitenlucht opzoekt, schrijft Van
de Vendel: ‘En als je in de wind gaat staan waaien je haren overeind! En als je
je omdraait waaien ze naar de andere kant!’ Tolman maakte er een al even vlotte
prent bij waarin ze Vosje op vier verschillende manieren met de wind laat
spelen. Elders doet Vosje ook aan Shinrin-Yoku, of bosbaden.
Deze Japanse natuurkunst bestaat erin je volledig in het bos onder te dompelen.
Vosje beheerst die kunst als geen ander, en graaft en snuift zich een weg door
het mos. De knap vormgegeven schutbladen met boomsilhouetten bieden de lezer overigens
al een voorproefje.
Dan wordt de droom onderbroken en gaat de aandacht
uit naar een mensenjongen, die opgewekt door het azuurblauwe duinlandschap
fietst. De oplettende lezer merkt al gauw dat hij de dieren tegenkomt die Vosje
eerder observeerde. Aan het einde van Vosjes droom kom je ook te weten dat ze elkaar
kennen. Tolman vat hun gevoelsband en fysieke gelijkenissen in een prachtige
compositie: Vosje en de mensenjongen staan op één lijn, met een rode bal als
‘een zon op de grond’.
De spanning stijgt wanneer Vosje ten slotte zijn pijnlijke
val herbeleeft: ‘Maar dan holt Vosje zomaar in de lucht, hij valt, en de grond
komt dichterbij, en als hij neerkomt is er een KLAP!’ Hier dringt de ernst van
de zaak pas echt door. Vosje zag zijn prille leven aan hem voorbijflitsen, zoals
in een droom of ‘filmpje’ bij een bijna-doodervaring. Anders dan in het begin wordt
Vosjes vlinderjacht en val op één pagina afgebeeld, inclusief een halsbrekende
tuimeling. Tolman maakte deze taferelen op rode in plaats van op blauwe
risoprints, die aan de schijfjes van een viewmaster doen denken.
Toch kiest Van de Vendel vervolgens voor een goede afloop —
‘want alles is goed’ — en daarmee eindigt het boek net zo overtuigend als het
begon. ‘Nieuwsgierig is doodsgierig’, leerde Vosje van zijn vader, maar ook het
omgekeerde is waar. Nieuwsgierigheid leverde Vosje precies die bijzondere
ontdekkingen en ontmoetingen op die hij nodig had om opnieuw bij bewustzijn te
komen.
Met Vosje brengen Van de Vendel en Tolman
een prikkelende ode aan een vossenleven. Samen maakten ze een beeldverhaal
waarin het voor kleine en grote speurneuzen heerlijk grasduinen is. Vosje gaat
zijn neus achterna, vliegt, valt, droomt, geniet en houdt je de hele winter
warm.
Edward
van de Vendel en Marije Tolman: Vosje, Querido, Amsterdam 2018, 82 p. : ill.
ISBN 9789021414348. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan