Held in zijn hart
6+ - ‘Olek schoot een beer
en maakte van de pels een muts.
Daarna zoende hij zijn vader en zijn moeder,
en ging op weg.
‘Ik
ga zien of ik ergens iets kan doen,’ riep hij
over zijn schouder.
‘Doe vooral voorzichtig!’ riepen zijn vader en moeder hem
na.
Olek hield zijn neus ver van de grond. Met zijn handen
duwde hij de tegenwind opzij.
Van zijn stappen maakte
hij
sprongen.’
Ziedaar de
held van dit verhaal ten voeten uit: onverschrokken, zelfbewust, een man van de
daad. Hij trekt door het woud en vindt al meteen wat te doen: hij knoopt de
veter van een jongetje, dicht de gaten in de emmer van een meisje en verlost
een konijn uit een strop. Kleinigheden voor een man als Olek, maar het is
telkens wel een goede daad. En dan is hij plots de weg kwijt. Hij staat midden
in het dichte woud, met achter zich het diepe donker en voor zich een hoge
muur. Dat is een uitdaging die hem aanspreekt! Hij klimt in een boom om zijn
blikveld te verruimen en vindt daar een gewonde vogel. Olek zal redding
brengen, maar dat is niet wat de vogel wil. Hij werkt zich alsmaar hoger de
kruin in met Olek achter zich aan. Ten slotte vliegt hij ongehinderd weg en
laat een veer achter. Hij zegt dat Olek ermee moet zwaaien als hij hulp nodig
heeft.
Olek tuimelt als een mussenjong uit een nest
naar beneden en belandt in het gezelschap van twaalf meisjes. Ze nemen hem
onder hun hoede – en meer bepaald onder hun rokken –, stellen zachtmoedig zijn
zekerheden in vraag en heffen treurig een loflied aan op die ene die anders is,
betrouwbaar is en gastvrij. Maar Olek ziet hun tranen, kent zijn missie en
gooit de rokken van zich af: “’Hier is Olek,’ zei Olek. ‘Ik doe wat ik kan.’”
Dan ziet hij waarom de meisjes hem hebben verborgen: voor hem ligt een pad van
as dat leidt naar de hel, voor de hellepoort staat de duivel, en hij lacht over
zoveel heldenmoed. Hij zal Olek in een standbeeld veranderen, zoals die elf
helden voor hem, die ook de meisjes kwamen bevrijden. Maar het lachen vergaat
hem als Olek met zijn veer zwaait en er een rode vogel uit de lucht valt. De
duivel tuimelt de diepte in. De twaalf meisjes zijn bevrijd, de elf mannen zijn
niet langer van steen en omhelzen elk hun meisje. Wat maakt dat er eentje
overblijft voor Olek.
Uitgangspunt voor dit sprookje was het ballet ‘De
vuurvogel’ van Igor Stravinsky. Stravinsky baseerde zijn verhaal op een vijftal
sprookjes, waaronder dat van de ‘Gouden vogel’, ‘De reus zonder hart’ (allebei
o.m. opgetekend door de gebroeders Grimm) en ‘Het verhaal van de onsterfelijke
Koschej’. Qua verhaalelementen toont ‘De vuurvogel’ het meeste overeenkomsten
met deze laatste. Als je Bart Moeyaerts verhaal van Olek naast ‘De vuurvogel’
en zijn bronnen legt, merk je dat het slechts gelijkenissen in grote trekken
vertoont. Je herkent de avontuurlijke tocht naar het onbekende als een element
uit de ‘Gouden vogel’ (die echter niet voorkomt in ‘De vuurvogel’) en uit ‘Het
verhaal van de onsterfelijke Koschej’ en ‘De vuurvogel’ komen de magische vogel
en de veer waardoor de demon verslagen kan worden. Maar dit zijn verhaalelementen
die je in een of andere vorm wel in meer sprookjes, volksverhalen en mythen
terugvindt. Het is dus de vraag of het je iets bijbrengt als je dit moderne
sprookje met de oude versies gaat vergelijken. Het belangrijkste dat Moeyaert
overhoudt van ‘De vuurvogel’ en zijn literaire bronnen, zijn een aantal
motieven en structuurelementen, en daarop maakt hij een variatie. Niet echt een
nieuwigheid, kan je zeggen, maar dat is nu eenmaal de manier waarop sprookjes
worden overgeleverd. De verteller paste zijn verhaal aan naargelang van zijn
publiek, of zijn eigen omstandigheden van het moment. Moeyaert past zich dus in
een traditie in en voegt zich naar de geplogenheden? Hij doet meer dan
dat.
Want waar een sprookje vanuit
een probleemsituatie vertrekt, om na de nodige omzwervingen met een oplossing
terug te komen, doet Bart Moeyaert het andersom. Hij stelt vragen waar het
sprookje vanouds antwoorden geeft, en hij sluit zijn verhaal af met een held
die een stuk timider terugkeert dan hij vertrok.
Want Olek is een held, daar
moeten we maar van uit gaan. Hij is ten eerste een berenjager en over zijn
jagerskwaliteiten bestaat geen twijfel, het bewijs daarvan draagt hij op zijn
hoofd. En we weten dat jagers uit sprookjes, altijd daar opduiken waar redding
moet worden gebracht. Maar als held moet Olek klein beginnen en het resultaat
van wat hij doet, is misschien wat ambivalent en heeft ook niet zo veel om het
lijf. Een veter knopen die wellicht zo weer losgaat, een konijn redden terwijl
het volgende alweer gestrikt wordt… De geruststellende en definitieve oplossing
van de sprookjesheld kan hij niet bieden. Hij gaat zelfs finaal af wanneer het
object van zijn streven, de rode vogel, niet gered wil worden.
De zaken zijn niet allemaal zoals Olek denkt en ook niet
zoals de lezer verwacht. De personages in dit verhaal zijn niet helemaal wat ze
lijken; de redder kan wat hulp gebruiken, diegenen die gered moeten worden zijn
niet hulpeloos, de onverschrokken held wordt gaandeweg geplaagd door twijfels.
Moeyaert schept met een traditionele verhaalopbouw, herkenbare sprookjesfiguren
en symboliek een vertrouwde context, maar met zijn verhaalfilosofie doorbreekt
hij het verwachtingspatroon. De zekerheden die sprookjes kenmerken, zijn zoek. Waar
het sprookje in zijn levensles niets aan duidelijkheid te wensen overlaat,
rechtlijnige en contrastrijke personages opvoert, waar goed en kwaad scherp
afgelijnd worden, stelt Moeyaert de dingen in vraag. Lichtvoetig en
onnadrukkelijk, zonder dat een antwoord zich meteen opdringt. Want een
afgeronde levensles meegeven, is niet iets wat deze sprookjesschrijver wil.
Moeyaert maakt van de archetypische doener die de onvervaarde sprookjesheld
altijd is, een denker — nu ja, hij leert het wel — en een held in zijn hart.
Zijn zelfbedachte missie (“doen wat ik kan”), die zo groot en zo vaag is als
maar mogelijk, is daardoor meteen des te interessanter. Ze dwingt Olek tot
reflectie over zichzelf en inviteert de lezer om daaraan deel te nemen.
Moeyaert vangt zijn
licht filosofische gedachten in zo weinig mogelijk woorden. Hij schrijft
poëtisch, is spaarzaam met woorden en omschrijvingen, en ziet zelfs helemaal af
van uitleg en van decor. Er zijn vele open plekken die je de ruimte geven om
aan te vullen vanuit je eigen verbeelding. Zijn compacte, concrete beelden (“Ze
waren wit van steen en wit van woede.”) houden een spanning in en ze appelleren
aan je emoties. Moeyaert toont hier een zeldzaam talent om gedachte en
formulering in perfecte symbiose te laten samengaan, op geen enkel moment
gestoord door een stilistisch teveel.
In een universeel verhaal met
veel witruimte, zonder decor en zonder franje, heb je Wolf Erlbruch op zijn
best. Hij en Bart Moeyaert hebben elkaar al eerder gevonden in het verhaal van De
schepping (Querido, 2003). Moeyaerts intelligente, bedachtzame manier van
vertellen en Erlbruchs tot essentiële lijnen en vormen teruggebrachte
illustraties maakten De schepping tot een zeldzaam rijk prentenboek.
Ook in Olek schoot een beer vallen de prenten op door hun uiterste
eenvoud in compositie en uitwerking. Olek staat telkens afgebeeld op een zacht
gelige achtergrond met een lichte papierstructuur. Het hoofd en de berenmuts in
een collage, van de rest van zijn lichaam krijg je simpelweg de omtrekken in
potloodlijnen. Alleen van de duivel krijg je een wat verder uitgewerkte beeld:
die vreemd mechanisch in elkaar geflanste figuur met zijn bolle, van flarden
ineengezette kop met aangenaaide oren, heeft iets van Mel Brooks’ persiflage op
Frankensteins monster.
Erlbruch houdt een eenvoudige
repeterende compositie aan, met telkens Olek op de ene pagina en de wisselende
situaties waarin hij zich bevindt op de tegenoverliggende. Terwijl Oleks
twijfel over zijn prestaties toeneemt, tekent Erlbruch een context die gaat van
eenvoudig harmonieus (bijna abstracte lijnen in helder blauw op crèmekleurige
achtergrond), naar een toenemend duister met grijpende takken, tot een wirwar
van takken en bomen in haastig getekende lijnen tegen een inktzwarte
achtergrond. Erlbruch drijft zo het ritme en de spanning op terwijl de tekst op
eenzelfde cadans verder gaat en de onrust alleen nog maar onder de oppervlakte
beweegt. En hij anticipeert in de volgende prent op de oplossing: Oleks enige
uitkomst zit in het topje van een boom, waar zijn uitzicht niet belemmerd wordt
en zijn gedachten de vrijheid hebben. Tussen de zwarte ineengestrengelde takken
van een boomkruin is het licht alweer zichtbaar.
Op de laatste bladzijden vat hij zelfs de essentie van
Moeyaerts adaptatie in een schitterend dubbelbeeld. Op de ene bladzijde een
sprookjespaar, held en prinses in een geflatteerd romantisch profiel, op de
andere Olek die met zijn meisje op huis aan gaat; held in zijn hart, met evenveel
branie en evenveel twijfels over wat het betekent om het goede te doen, als
elk daadwerkelijk mens.
Bij het prentenboek zit een cd waarop Bart Moeyaert het
verhaal vertelt, met muziek van Wim Henderickx, uitgevoerd door solisten van het
Vlaams Radio Orkest o.l.v. Ivan Meylemans. In het najaar zal Bart Moeyaert
uitgebreid rondtouren met dit programma. Details zullen verschijnen op zijn
website: bartmoeyaert.com.
Bart Moeyaert, Wolf
Erlbruch e.a. : Olek schoot een beer en
kwam met een veer op zijn muts weer thuis, Querido
Amsterdam, 2006, [32] p. : ill. + cd. ISBN 90-451-0309-5. Distr.: Standaard
Uitgeverij
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2006
deze pagina printen of opslaan