6+ - "In het
begin was er niets. Het is moeilijk om je dat voor te stellen. Je moet alles
wat er nu is nog niet laten zijn. Je moet het licht uitdoen, en er zelf niet
zijn, en dan ook nog eens al het donnker vergeten, want in het begin was er
niets, ook het donker niet. Als je het begin van alles wil zien moet je erg
veel weglaten. Ook je moeder.
Samen met de hemel, de aarde en alles wat in, om en over de aarde krioelt,
vormen de mensen het resultaat van de schepping, van het mysterieuze ontstaan van
dit hele leven hier. Dat ontstaan heeft de mens altijd gefascineerd. Een
fascinatie die steeds in nieuwe creaties uitmondt. Want een groot verschil
tussen de mens en de andere levende wezens die deze planeet bevolk en, is het scheppingsvermogen van de mens. De
mens schiep sinds jaar en dag naast puur pragmatische, werktuigelijke
voorwerpen ook kunstwerken. Esthetische voorwerpen met vaak een religieuze
connotatie, geworteld in het verwonderende onbegrip over het ontstaan, over het
zijn van alle dingen en wezens. Kunstenaars kunnen haast als afgezanten van de
Grote Schepper gezien worden, als mensen die op een stoeltje de bezigheden van
God en de wereld overzien en er het hunne over denken, schrijven, schilderen...
Ze scheppen hun commentaar op alle schepping.
Dat 'stoeltjesbeeld' ontsproot
aan de geest van schepper Bart Moeyaert. Op vraag van het Nederlands Blazers
Ensemble (NEB) schreef (en vertelde) Moeyaert zijn interpretatie van het scheppingsverhaal
als tekstuele partner van Franz Joseph Haydns bewerkte "Die
Schöpfung" (1798). Dit oorspronkelijk groots orkestraal werk werd ooit
bewerkt tot een intimistisch en haast dartel muziekwerk voor acht blazers. Het
NEB wilde met die bewerking aan de slag. Ze injecteerden niet enkel hun eigen
fantasie met de muziek maar vroegen tevens aan Bart Moeyaert om zich als auteur
te laten inspireren door de muziek, of althans door de gedachte aan de
schepping van alle leven, aan het bijbelse scheppingsverhaal.
Aangezien de tekst zou worden voorgedragen
(door hemzelf), schreef Moeyaert een gebalde, luchtige tekst, gekenmerkt door
korte zinnen, eenvoudige woorden met een eerder reflectieve, sfeerscheppende
ondertoon en een subtiel gehouden beeldend vermogen. Moeyaert begint 'zijn
schepping' met niets en God en 'ik' (de verteller) op een stoeltje want:
"er is heel lang niets geweest. Het was verschrikkelijk." Deze
verteller zit verwonderd en onthutst te wezen op dat stoeltje, naast de
scheppende God. Hij kijkt zijn ogen uit en geeft, een beetje uit onmacht (en
niet uit jaloezie of afgunst), soms stekelige opmerkingen over het
overdonderende moois. Zijn knorrigheid stamt uit zijn kleinheid, zijn minuscuul
gevoel tegenover God. Hij belandt uiteindelijk in een bed van schapen,
geflankeerd door een vrouw met wie hij het leven, de schepping verder zal
ontdekken: dag en nacht, licht en donker, geloof en ongeloof, droog en nat,
hemel en aarde... Tezamen met die dingen ontstonden ook angst en liefde,
humeurigheid en vrolijkheid, eenzaamheid en verlangen, warmte en kilte...
Dit alles staat niet steeds zo
expliciet in Moeyaerts tekst. Moeyaert slaagde er weer eens meesterlijk in zijn
tekst slank te houden, zodat de sfeer ook deels kon worden ingegeven en
verrijkt door de intonatie (zijn intonatie) van de verteller op het stoeltje en
door de verbeeldingprikkelende muziek. De muzikale tonen wisten werkelijk een
koddig ventje, een sympathieke grootse God, een woekerende plantenwereld en een
hele meute vinnige dieren op te roepen bij de toeschouwers.
Het project mondde uit in een
magistraal prentenboek waarvoor Moeyaert de kunstenaar Wolf Erlbruch vroeg zijn
verhaal te illustreren zodat de noodzakelijke en contemplatieve rol van de muziek
in de voorstelling als het ware verbeeld zou worden in het boek. Met
verbluffend resultaat. Erlbruch goochelt zorgvuldig met o.m. vloeipapier,
ruitjespapier, potlood en waterverf om prachtige beelden te bekomen die, net
als Moeyaerts taal, in hun soberheid grappig en sterk zijn. Net als de muziek
doen ze meer dan het verhaal illustreren. Ze intensifiëren bijvoorbeeld die
paradoxale mengeling van bewondering en angst of onthutsing waarmee het ventje
naast God zit (en uiteindelijk de ganse aardbol rond host om zoveel mogelijk
dieren te ontdekken).
Moeyaert puurde zijn taal zo
zorgvuldig uit dat ze, samen met de muziek (in de voorstelling) en Wolf
Erlbruchs beelden (in het boek), verwondering voor, genot van de hele schepping
én van Moeyaert en Erlbruchs talent als scheppende kunstenaars creëert.
Bart Moeyaert, Wolf Erlbruch
(ill.): De schepping, Querido, Amsterdam 2003, 23 p. : ill. ISBN 9789045100456. Distributie L&M Books
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp
deze pagina printen of opslaan